maandag 21 december 2009

Zing je zalig

De Britse identiteit is immer onlosmakelijk verbonden geweest met 'slands turbulente kerkgeschiedenis. Sinds Henry VIII zijn scheiding een goede reden achtte om zich tot hoofd van de Church of England te kronen, heeft de Brit het ontzettend moeilijk gehad om kerk en vaderland te onderscheiden. Vijf eeuwen later, met een koninklijk, broos oud dametje als leider van de anglicaanse kerk, is de verwarring ondanks de extreme ontkerkelijking van de afgelopen decennia er niet minder op geworden.

Deze wirwar van patriottisme en kerkelijke zaligheid is bijzonder merkbaar in het Yuletide-seizoen. Net als in veel andere van oorsprong Christelijke landen, is de oorsprong van Pasen zo op de achtergrond geraakt dat de Britse natie de balans tussen kerkelijke bedachtzaamheid en chocolade-eieren redelijk succesvol achter zich heeft gelaten. Het intens populaire kerstfestijn is echter een heel ander verhaal. Natuurlijk, miljoenen seculaire kerstvierders voelen zich overal ter wereld ongemakkelijk bij het feit dat zij de Christelijke oorsprong en ondertoon van Kerstmis het liefst onder een grote berg cadeautjes en kerstmannen bedekken. In Groot-Brittannië is de situatie van kerstse ketters echter bijzonder precair. Liefhebber van tuttige tradities, aanhanger van eilandse nostalgie en fervent fan van familie-georiënteerde feestdagen, de Britse atheïst heeft het maar moeilijk in december.

Aan de behoeftes van deze immer groeiende groep van a-religieuze landgenoten wordt in de eenentwintigste eeuw echter steeds meer voldaan. Zo was ik gisteravond getuige van een spectaculair Carol Concert in de sjiekste, meest pretentieuze ballentent van de stad: de Royal Albert Hall. In deze prachtige concertzaal, direct tegenover het pompeuze monument dat de rouwende koningin Victoria voor haar overleden man Albert oprichtte en met name bekend van de voorjaarse Proms, werden wij getrakteerd op wat het best als een meest indrukwekkende mengelmoes van klassiek concert en kerkdienst aangeduid kan worden. Een zalig zingend koor, een sopraan en een in pruiken uitgedost orkest brachten vele kerstklassiekers ten gehore, van klassieke composities tot Oh come let us adore him tot Twelve days of Christmas.

De kerkse composities gingen gepaard met een joekel van een kerkorgel en, zoals het goede anglicanen betaamt, staan en vroom meeblèren met de meest kerkelijke liederen. Ik waande me in een communieloze dienst - zoals ik al eens een klassieke Carol Service had meegemaakt in een klein kerkje in Liverpool, waar de irreguliere kerkgangers gelokt werden met de afwezigheid van preken en de aanwezigheid van gratis mulled wine en mince pies - tot een spreker zowaar iets wat op een preekstoel leek betrad, en warempel uit het Gospel van Dickens begon voor te lezen.

A Christmas Carol is misschien wel het meest beduidende voorbeeld van de comfort zone die de seculaire Brit voor zichzelf heeft gecreëerd. Zijn onbetwiste Engelsheid en positieve kerstboodschap zonder al te religieuze ondertonen - hoewel deze in de originele tekst maar al te duidelijk aanwezig zijn, heeft het kerkse element flink geleden onder 150 jaar hervertellingen en verfilmingen - maakt het boek een uiterst passend evangelie voor de Britse atheïst. Op een avond waarbij het bijbelse kerstverhaal enkel oppervlakkig deel werd van hetzelfde nostalgische verleden dat kostuums en warme wijn dienden op te roepen, was het zeker een waardig hoogtepunt. "God bless us, everyone!" klinkt uit ketterse kelen dan ook nog verbazingwekkend gemeend.

zaterdag 19 december 2009

Humbug

Geen zorgen, ik geniet nog altijd met volle teugen van het Londense kerstgedruis. Gister begaf ik me met sneeuwvlokken op de radar nog propvol enthousiasme richting het centrum om daar de befaamde boom in Trafalgar Square te aanschouwen - met kerstkoor eronder. Vandaag drong ik me door drukke doch prachtig versierde straten om die laatste, cruciale kerstpresentjes aan te schaffen. En morgen zit ik stralend in een adembenemende Royal Albert Hall om aldaar een hoogst-traditioneel Engels carol-concert te aanschouwen.

Zoals menige grommende Brit zie ik echter ook de negatieve kanten van de opgetutte wereldstad pre-kerst. Deze Scrooge ergert zich, net als het origineel, voornamelijk aan de tientallen collectebussen die tijdens de decemberdagen dagelijks onder de Londense neus worden geduwd. Charities zijn door het jaar heen al alom aanwezig in het Britse, maar met kerst wordt het, zeker in de hoofdstad, toch echt te gek: in de winkel, op straat of in de metro, de goede doelen vragen vol enthousiasme voor een feestelijke bijdrage. Natuurlijk gaf ik maar al te graag een pond aan het matrozenkoor dat mij van onder de fameuze boom warempel in het Nederlands toezong. Vanzelfsprekend deed ik met liefde een paar centen in het bakkie voor Londen's meest bekende kinderziekenhuis toen ik een knuffelbeer bij Harrod's kocht. Maar om nou in een volle ondergrondse kennis te moeten nemen van het indringende geschud van een collectebus - waarna zij die gaven en zij die de dame met blozende wangen negeerden even ongemakkelijk de metro uitstapten - gaat deze zure kerstpruim een beetje te ver

Nee, dan die boom. Het meest beroemde plein van Londen krijgt elk jaar een boom uit Noorwegen. Waarom de Noren de Britse hoofdstad toch elk jaar afschepen met een gedeeltelijk kaal exemplaar, terwijl deze dame's geboortestad Gouda de meeste jaren een uiterst voluptueuze den krijgt toegezonden vanuit Noorse zusterstad Kongsberg, blijft één van de best bewaarde geheimen van inter-Europese kerstpolitiek.

Hoewel ik donders goed weet dat ik van kerstig Londen aan het genieten ben, en dat mijn negativiteit simpelweg een reactie is op het feit dat ik baal deze periode veel te vlot is omgevlogen, baart mijn kerstgegrommel me enige zorgen. Wellicht moet ik, als hedendaagse copycat van Dickens' meest befaamde creatie, ook maar gewoon gaan slapen en op kerstochtend (te Quebec) vol furore ontwaken. Nu maar hopen dat mijn drie geesten hun collectebussen thuislaten.

donderdag 17 december 2009

Wit en wed

Om technische (lees: medische redenen) is uw roeper even uit de roulatie geweest. Mijn excuses hiervoor. Het leven van een Londense invalide in kersttijd gaat niet over rozen. Het gaat gelukkig niet eens over sneeuw. Gistermiddag werden we opgeschrikt door dikke witte vlokken hemelvocht. Het sprookjesachtige tafereel was echter van korte duur: sneeuw transformeerde al snel in motregen.

De nationale Britse fascinatie met het fenomeen witte kerst is op zich niet verrassend. Hun self-confessed obsessie met het weer ter zijde, in menig gematigd klimaat op deze aardkloot wordt er de maanden en weken voor kerst gewenst en gebeden. Voor veel Britten staat er echter meer op het spel dan enkel kerstse gezelligheid: overeenkomstig met de tradities van een land waar er op alles gewed kan worden - van het einde van de laatste Harry Potter tot het leven van je oma - wordt er elk jaar massaal geld ingezet op een witte kerst.

Of de goden en weermannen gehoor geven aan zulke dwingende verzoeken, gemotiveerd ofwel door greed ofwel tradition, is een tweede. De precieze reden waarom men zo geobsedeerd is met wit-gepoeierde feestdagen is juist omdat deze zo verdomd zeldzaam zijn. Het ziet er goed uit voor Britse sneeuwaanbidders. De temperatuur blijft onder het vriespunt en het noord-engeland is al met een laagje wit bedekt. Londen wacht smachtend op haar aandeel, en ook ik zou deze week maar al te graag de besneeuwde Houses of Parliament aanschouwen. Het is echter nog een dikke week tot kerst, en de voorspellingen blijven dubbelzinnig. Geen wonder dat de wedkantoren (de bookies) de odds (wat krijg je als je wedt) flink hebben verlaagd deze week: als je nu wedt, maak je van 2 pond 7 als het op 25 december sneeuwt in hartje Londen.

Mijn ponden hebben echter een andere bestemming. Op het postkantoor verruil ik ze voor Canadese dollars. Komt de sneeuw niet naar Leonie, dan gaat Leonie naar de sneeuw. Woensdag verlaat ik de prachtige kerstige Britse hoofdstad om te Montreal, Quebec te gaan, waar de kindse Britse blijheid met een millimeter natte sneeuw al vlot zal worden weggelachen. Ik vraag me af, hoeveel krijg ik voor 1 dollar als ik wed dat we niet compleet worden ingesneeuwd?

dinsdag 8 december 2009

Tussen kerstwal en sintschip.

Maar which is which? Na een gewoonweg heerlijk weekend van Oerhollandse Sintse gezelligheid met de naaste familie was ik zowaar een beetje treurig toen ik te London Gatwick landde. De vier vlugge dagen vlogen door mijn hoofd: Rotterdam, Gouda, Utrecht; pakjes, sinten, pieten; ouders, zusters, zwagers. En wat een pakjesavond: de Britse kerstochtendse vrijgevigheid steekt er bleekjes bij af. Geen wonder dat ik mijn enthousiasme over de avond maar moeilijk duidelijk kon maken aan Spaanse en Franse collega's. Mijn Hollandse medevertaler deelde gelukkig maar al te graag mee in mijn enthousiasme - en de pepernoten die ik uit mijn tas tevoorschijn toverde.

Vreemd was het, om na de kindse cadeautjesclimax te Nederland in een zwaar-anticiperend kerstig Engeland weder te keren: van chocoladeletters in de uitverkoop naar zwaar opgesmukte crimbo-gekte. Natuurlijk is de indrukwekkende nachtelijke commerciële transformatie van Sint naar Kerst te Nederland mij ook niet ontgaan, maar na een samenzijn met familie en vrienden wil je even adempauze en is het Engelse kerstgeweld gewoon een beetje te veel.

Hoewel. Toen ik de arrivals binnenliep, werd ik begroet door een bejaard kerstkoor. Bijna net zo mooi als de a capella Pieten te Utrecht vrijdag, en precies op het juiste moment. Welkom terug, pseudo-Brit, een dikke kerstknuffel voor die laatste weken 2010.

woensdag 2 december 2009

Hollanders in het Underwoud

Er is niets zo grappig als beduusde Nederlanders in de Londense spits. Daar stonden ze, hard kakelend in het Rotterdams enigszins beteuterd naar de dagelijkse hectiek van de Victoria Line te Green Park te staren. De twee dames stonden duidelijk te wachten tot er een trein langskwam die niet propvol commuters zat. Na twee treinen besloten ze toch maar een kans te wagen, en wisten ze zich - volgens Oudhollandse traditie - al voordingend in een overvolle coupé te proppen. Naast mij.

Aangezien ik bang was dat ik al gauw in lachen uit zo barsten over het luide gesprek dat het duo onverstoorbaar door liet gaan, letterlijk over de hoofden van de Londenaars heen, liet ik gauw merken waar ik vandaan kwam. Ik stelde de twee gerust. Dit meest helse stukje van mijn dagelijkse reis naar Uxbridge is namelijk aanzienlijk kort: elke dag sta ik tussen Green Park en Victoria een aantal minuten te zweten, met minstens twee ellebogen in mijn zij en een oksel onder mijn neus. En warempel, het moment dat de deuren bij Victoria openfloepten, stroomde de trein leeg . De dames gingen zitten, en ik ook. Het gesprek ging verder, en alleen aan hun onzekere blikken op de enorme, gelamineerde versie van de tube map te zien wisten ze niet helemaal zeker of ze wel de juiste kant op waren getubed. 'Dit IS toch de blauwe lijn!' sprak de ene Rotterdammer wanhopig.

Ik besloot om maar in te grijpen: expat to the rescue. Er is lichtblauw en donkerblauw. Waar moet u heen? Russel Square zegt u? Ah, British Museum. Erm ja, u dendert nu richting Zuid-Londen en u moet toch echt in het noorden zijn. De dames zuchten, halen hun schouders op, bedanken mij vriendelijk en sjokken bij Vauxhall naar het perron aan de overkant. En morgen gaan we sjoppen tot we droppen, hoor!, hoor ik de ene dame nog zeggen. Ik wilde nog zeggen: alstublieft, dames, niet in de spits.

maandag 30 november 2009

Zie de maan schijnt over Tooting

Het is gemakkelijk Engelse gewoontes door Hollandse keelgaten te duwen: appelcider, Christmas Crackers en crumpets, Nederlanders verwelkomen de Britse tradities over het algemeen met uitgebreid enthousiasme. Nu heb ik het geluk samen te wonen met een Engelse die maar al te graag het tegenovergestelde doet, en een vriendenkring die zich net zo lief waagt aan Nederlandse eigenaardigheden. Met dank aan de Nederlandse departementen van University College London en de University of Sheffield beschik ik dan dus ook over een trouwe bende Britse Hollandofielen die dit weekend maar al te graag naar ons Pebbledash Palace wilde komen om de komst van de goede Sint te vieren. Een week te vroeg natuurlijk, want volgende week meert hij vanzelfsprekend in Gouda aan. En op de University of Sheffield. En te UCL.

Maar hoe vier je het beste Sinterklaas met een groepje dolle Engelsen? Er was snel gedeeld enthousiasme over het lootjestrekken: bij een gedicht kon men een kleurrijke voorstelling maken. Het idee 'surprise' ging er echter wat minder in: je moet een what en een what now? Een compromis dan maar. Lootjes voor gedichten, en dobbelen voor cadeautjes. Het bleek een goede keus: met Goudse pepernoten over de post, speculaasjes van de Lidl om de hoek en een flinke stapel spannend uitziende cadeautjes, leek het al gauw een geslaagde avond te worden. De gedichten waren erg goed: mijn was door een Britse hulpsint zelfs in perfect Nederlands geschreven. Volgens Oudhollandse traditie had iedereen iedereen om advies gevraagd over zijn/haar lootje en wist dus iedereen wie iedereen had. Dit mocht de pret niet drukken: zelfs de aanhang van vriend R. die onverhoopt was meegekomen kreeg een gedicht. Deze beduuste Engelsman met geen tot weinig kennis over de Nederlandse cultuur was in zijn nopjes met zijn lofrede op rijm.

Eén voorwerp uit moeders rijkelijk gevulde pakket bleef echter ongeroerd. De zwarte schmink met rode lippenstift werd te multi-culti Zuid-Londen ietswat te riskant geacht. Twee jaar geleden maakten huisgenoten en ik een prachtige Piet van krullenbol-huigenoot M. Ook hij bleef toen echter achter gesloten deuren. Sint bleek een groot succes te Brittania, maar voor Piet is deze natie nog lang niet klaar. De pietenmake-up werd overigens alsnog benut: de Sheffieldse delegatie nam het setje mee om als bewijsstuk te dienen bij hun debat over Zwarte Piet in de 'conversatieles' van deze week. Ik zal aan ze denken, mijn pseudo-Nederlanders, als mijn vliegtuig vrijdagochtend op Nederlandse bodem landt. Bliksembezoekjes mag Sint hier best maken, maar Nederland, waar Piet zich onbeschaamd op straat kan vertonen, is waar de goedheiligman echt thuishoort.

Foto's:
http://www.facebook.com/#/album.php?aid=2332645&id=61109683&page=2
http://www.facebook.com/profile.php?ref=profile&id=284101658#/album.php?aid=2332509&id=61101535&ref=mf

donderdag 26 november 2009

Talmsgiving

Voor de meesten onder ons ontwikkelt uitstellen zich tot een verraderlijke gewoonte die onze carrière kan verwoesten, ons geluk kapot kan maken of zelfs ons leven in kan korten.

Dit lees ik vandaag in één van de na te lezen cursusdocumenten voor medewerkers, in dit geval over zogenaamde ‘tijdsdieven’ op het werk. Tot deze categorie worden eveneens langdradige telefoontjes, het continue controleren van je e-mail en ongewenste bezoekjes van collegae gerekend. Procrastination – talmen – is echter tijdsdief nummer één.

Mijn gedachten gaan terug naar mijn studententijd. Wat uiterst bizar dat ik die periode van mijn leven nu al met een definiteit en historische waarde bekijk. Procrastination is my middle name zeiden we bij Engels. Iedere (voormalige) student kent immers het knagende gevoel dat talmen op alle momenten van de dag veroorzaakt: je wéét dat er nog iets te lezen, schrijven of analyseren valt. Na het inleveren van de laatste scriptie is de eerste reactie van het brein dan ook complete opluchting – wat na een maand of twee omslaat in het hevige gemis van vrij denken en schrijven als dagelijkse arbeid, maar dat ter zijde.

De student is dus een eersteklas talmer. Van de 9 to 5-er wordt echter verwacht dat hij of zij dit ongelooflijk snel afleert, in ruil voor de hemelse rust die er één minuut over vijf over hem/haar heen zal dalen. Natuurlijk is het niet al te vanzelfsprekend dat de voormalig studentikoze talmers zich nu neerleggen bij een vlijtig bestaan, en is het ook begrijpelijk dat de personeelsafdeling hier haar zorgen over uitspreekt, maar is deze toon niet een tikje te agressief?

En vandaag was niet zomaar een dag. In de kantine hingen er al een paar weken briefjes die de datum van het Amerikaanse Thanksgiving aankondigden. Als bedankje voor het nieuwe contract dat het Yankee moederbedrijf mij onlangs heeft aangeboden, heb ik een heerlijk bord kalkoen met cranberrysaus en appetijtelijke geroosterde aardappels en groenten verorberd. Met volle maag keerde ik terug naar het scherm, waar de talmwaarschuwing nog immer onschuldig flikkerde. Ik open een nieuw document en leg stiekum de laatste hand aan mijn Sint-gedicht voor aanstaande zaterdag. Ik ben het dankbaar eens met de baas: nijverheid boven alles, maar dan wel flexibel gedefinieerd.

dinsdag 24 november 2009

Kerst & Cola

Inspiratie voor een nieuwe column is soms dichtbij. Na een lange dag in Uxbridge, inclusief een uur onverhoops overwerken, zit mijn hoofd nog steeds vol cola. Een lange metrorit en een omelet later zit ik knus op de bank, laptop op schoot enigszins verdwaasd om me heen te kijken. De TV is behulpzaam: voor het eerst dit jaar zie ik de wereldwijd bekende kerstreclame van mijn werkgever voorbij komen: een brei van lichtjes, kerstmannen en vrachtwagens bijna even zoet als het goedje zelf. Het is me een raadsel dat een frisdrankmerk juist verantwoordelijk is voor de meest populaire kerstreclame ooit: toen er een tweetal jaar terug een heel ander colaspotje op de buis kwam, werd er door de Britten massaal geklaagd. De link cola-kerst gaat echter nog verder: het rode pakje van de Anglo-Amerikaanse kerstman is ooit begonnen als onderdeel van een CC-marketingcampagne.

Tsja, cola en kerst. Marketing is machtig, maar mijn smaakpapillen hebben andere associaties. Toch mag ik deze feestdagen erg blij zijn met het zwarte goud. CC heeft besloten om ons vier volgend jaar te houden: we gaan onderdeel uitmaken van een heuse vertaalafdeling die tot nu toe niet bestond, en zullen echt getraind en gecoacht worden. Ik weet niet hoelang ik vertaler wil blijven, maar een dergelijk stukje zekerheid in onzekere tijden is bijzonder prettig.

Nu vragen vrienden al mijn vaak naar De Kerstborrel: de mythische vrachtwagens lijken een ongeschreven belofte af te leggen. Nu ik ook daadwerkelijk op de payroll kom, kom ik wel degelijk in aanmerking voor bedrijfsfestiviteiten. Visioenen van een spannende kerstfuif in hartje Londen, omringt door mooie jurken en pakken blijven echter helaas uit. Wat we wel ontvangen is een budget om uitgebreid uit eten te gaan met het team, ergens in december. Niks cola, champagne!

Het blijft raar om voor een multinational te werken. Vandaag had ik de hoogstens interessante taak om de (uiterst geheime) opmerkingen te vertalen die medewerkers van CC over het bedrijf kwijt wilden in de jaarlijkse HR-enquête. Met uitzondering van een enkele (zeer verdachte) opmerking over het warme gevoel dat werken voor CC bezorgde, was het commentaar duidelijk, heftig en soms hooguit grof. Laat ik het zo zeggen: cola en kerstvreugde werden niet in 1 adem genoemd. Niet dat de vooruitzichten voor december slecht zijn, integendeel, het bedrijf doet het beter dan ooit. Opeens begreep ik het geklaag van de CCer wat beter en opeens leek het beloofde kerstdineetje ietswat schamel. Kreeft bij de champagne, alstublieft.

vrijdag 20 november 2009

Reuzenstalker

Na een paar maanden leven als londenaar raak je al gauw die dingen uit het oog die zo'n bestaan van buitenaf gezien zo bijzonder aantrekkelijk maken. Dan heb ik het met name over Londen als cultureel middelpunt van het land: voor een naar Londen verhuizende anglofiel is geen spannender vooruitzicht dan te stuiten op een BBC-cameraploeg, het zijdelings opmerken van een filmpremière op bioscoopwalhalla Leicester Square of het tegen het lijf lopen van een favoriete acteur of muzikant.

Dan verhuis je, en blijkt glitter en roem iets beter verstopt dan je denkt. Natuurlijk, er zijn immer dingen gaande in Londen: elke willekeurige zaterdag loop je in de stad al gauw tegen spannende, idiote en ludieke evenementen aan. Om die culturele helden die je het meeste koestert tegen te komen, moet je echter wat meer moeite doen. Ik ben zelf nooit zo'n held geweest in het opzoeken van celebs, tenzij in de schaduw van mijn enthousiaste kleine zusje, op wiens dapperheid ik bij dit soort situaties vaak stiekem heb meegelift. Bij de BBC-opnames die ik een paar weken terug na een dolle strijd om een kaartje en zitplek bijwoonde, realiseerde ik me dan ook dat mijn leven in Londen zo spannend en geweldig is als ik het zelf maak. Als je geen spanning zoekt, zul je het in deze stad niet zomaar vinden.

Met dat idee in mijn achterhoofd luister ik naar een ochtendradioshow eenmalig gepresenteerd door David Tennant, de acteur die door velen als meest populaire Doctor Who ooit is bestempeld. Deze uniek vertederende science finction-serie voor kinderen gaat al mee sinds de jaren zestig, maar deze beste man is met zijn geweldig excentrieke en kleurrijke acteerwerk eigenhandig verantwoordelijk voor een nieuwe generatie Whovians. Verder schittert hij in de door mij meest gekoesterde dramaseries, van Blackpool tot Learners tot Recovery (allemaal echte aanraders), en is hij verleden jaar alom bejubeld door critici om zijn vertolking van de titelrol in Royal Shakespeare Company's Hamlet, deze kerst verfilmd voor tv door de BBC. Oh, en hij is lang. Mooi en lang.

Voordat dit te veel op een reclamespotje voor de heer Tennant gaat lijken, is het belangrijk om te weten waarom ik de beste man zo graag eens in the flesh wilde zien. In de Goudse lappenmand, knie ter hemel gericht, ging zowel Hamlet als Love's Labour's Lost aan mijn uiterst gretige neus voorbij. Buzzcocks, hoe geweldig het ook was, had een nare bijsmaak, aangezien 'DT' de aflevering voor de onze te gast was als presentator van de quiz. So close.

Niet lang daarna hoor ik dat deze Schotse acteervirtuoos het komende jaar in een prime time Amerikaanse serie gaat spelen: mijn idool ontvlucht Brittannia! Wilde dromen van toevallige ontmoetingen vallen ineens aan duigen: binnenkort zal hij wellicht amper nog in Londen vertoeven.

Ik luister verder en besluit dat het hoog tijd is geworden om het lot in eigen hand te nemen.

Zoals het geval is met alle radio- en tv-centra, bevindt de radiostudio zich in hartje Londen. Ik pak de metro naar Picadilly Circus en vind de plek des onheils, het prachtig getitelde Golden Square, waar ik tot mijn opluchting al gauw een groepje mede-groepies tegen het lijf loop. We hoeven niet lang te wachten: ondanks het feit dat hij enkel tien minuten heeft om Londen door te crossen naar een ander radio-interview, neemt hij lief de tijd om even met het kleine groepje fans op de foto te gaan en een paar krabbels te zetten. Het is snel voorbij, maar na tien minuten voel ik de lieve arm voor de fotopose nog om me heen en hoor ik zijn prachtige accent nog in mijn oren klinken. Ik ontwaak als in een droom en spreek mezelf streng toe: eenmalig hysterisch, beste Leonie, je bent 23, intelligent en hebt absoluut geen tijd om om de haverklap de tiener uit te gaan hangen bij achteruitingangen en stagedoors.

Twee dagen later sta ik bij de achterdeur van het klassieke theater de London Palladium, te bibberen in de kou na het beste concert dat ik in jaren heb gezien. De prachtige Patrick Wolf, tweede lange beroemde Brit van de week, komt verlegen naar buiten stappen: hoogblond, glas wijn in de hand en karakteriserende zwarte wolvencape nog op. Lief kletsen ik en mijn goede vriendin K. even met onze favoriete popster. De ontmoeting is veel ongedwongener, rustiger en lijkt door beide partijen zeer op prijs gesteld te worden. K. en ik dansen weg van Wolf, blij en een beetje verlegen dat we de virtuoos na een van de meest bijzondere concerten van zijn carrière aan hebben durven spreken. We stappen de bus in en zijn ontspannen en enthousiast. Ik spreek mezelf weer eens streng toe, maar het lijkt niet te baten: ik word een al hoe betere stalker en weet niet hoe ik in een stad vol idolen ooit zal kunnen afkicken.

Vier dagen later zit ik op de voorste rij in het prachtige Duke of York Theatre. Grandioze en beroemde acteur John Simm (State of Play, Life on Mars, weer Doctor Who) acteert magnifiek in het intrigerende moderne stuk Speaking in Tongues. Het kaartje was een spontane aankoop, het stuk wordt nog maar een paar weken opgevoerd. Het doek valt: buiging en applaus. Ik loop richting de uitgang, recht langs de zijuitgang. Ik werp een snelle blik, en vervolgens weer, op mijn horloge. Hoewel het vroeg is, loop ik al snel Charing Cross station in en zit voor ik het weet in een Northern Line huiswaarts. Vergenoegd denk ik aan hoe ik zonder enige drang tot stalken de avond al genietend heb weten door te komen. Ik spreek mezelf toe: goed gedaan, volwassen vrouw. Diep in mijn hart weet ik echter heel stiekem waarom ik zo sterk ben. John Simm is 1.70m lang.

donderdag 12 november 2009

Klaproos (deel 2)

Na mijn klaproosrelaas van weleer leek het steeds moeilijker te worden om me afzijdig te houden van de plechtigheden rond 11 november. Zo stond er een tweedal dagen na het schijven van de column een rasechte veteraan op de kruising voor ons metrostation: kin in de lucht en met de borst vooruit trakteerde hij Tooting op zijn keurig opgepoetste rits medailles. Ik moest mezelf echt bedwingen om geen poppy te kopen van de beste man: ik had dit jaar immers een goed geïnformeerde keuze gemaakt betreffende het papieren bloempje, toch?

De klaprozen bleven me om de oren vliegen. Na het vuurwerkfestijn van afgelopen zaterdag werden we bij ons navuurwerkse pubbezoek lastiggevallen door een enigszins beschonken tweetal poppyverkopers met collectebus. Om van ze af te komen schafte huigenoot haar derde (wind, regen en zwaartekracht claimden bloempje één en twee) klaproos aan, waarna ik niet achter kon blijven. De luidruchtige bloemenleurders verzaakten zelfs om mij een speldje te geven. Opgelucht dat we van hun gezelschap waren verlost, stak ik achteloos de roos achter mijn broche. Vanzelfsprekend overleefde het de lange metrorit zuidwaarts niet. De volgende ochtend werd ik nogmaals poppyloos wakker, onzeker over het feit of mijn pond de veteranen met glimmende oorlogspenningen ooit daadwerkelijk zou bereiken.

De dagen vlogen voorbij, en de poppies waarvan ik in de metro een glimp opving waren steeds vaker sjofel en flodderig te noemen: zelfs de jasjes van die sjieke zakenpieven die niet in een dozijn poppies hadden geïnvesteerd werden gesierd door een verwelkt klaproosje. Ik merkte echter niet eens dat de elfde november al was aangebroken. Coca Cola was wel op de hoogte: er was kennelijk een e-mail rondgestuurd over de minuut stilte die elk jaar op 11 november om 11 uur in acht wordt genomen. Voor mijn Franse collega’s, wiens brein op school is volgestampt met de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog, was deze minuut te vanzelfsprekend om te noemen. Pas tegen lunchtijd informeerden zij mijn Nederlandse collega en ik van het feit dat we de minuut in kwestie luid babbelend hadden doorgebracht, terwijl de rest van het kantoor in doodse stilte was gedompeld. We hadden zelfs zitten speculeren dat de zoemer die afging een brandalarm was. Blunder. Opeens voelde ik me immens schuldig over mijn poppyloze borst. We staken onze handen in de lucht: “Neutraal!”

Nederlandse neutraliteit heeft zoals wij weten niet altijd het gewenste effect gehad, en ook hier voelde we dat het niet voldeed. Ik dacht aan de veteraan op het kruispunt en nam me voor volgend jaar op de eerste poppydag op hem af te stappen: “I’ll take a dozen, please”

dinsdag 10 november 2009

Grappen, grenzen en de galg

Het is niet al te gek om te stellen dat het Verenigd Koninkrijk zich sinds de val van het Empire in een permanente identiteitscrisis bevindt. Er moest niet alleen een nieuwe samenleving worden opgebouwd tussen de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog - moederziel alleen, want winnaars behoeven immers geen hulp -, de Britten moesten ook opeens de gevolgen van hun verleden en hun heden onder ogen zien. Waar voormalige kolonies tientallen jaren onrustig bleven, moest het ook het moederland zijn normen en waarden opnieuw instellen. Ik heb altijd gedacht dat de Britse starheid wat betreft hun befaamde political correctness geworteld was in de onbuigzame, mij zo bekende, negentiende eeuw. Het wordt me echter steeds duidelijker dat het nu juist post-wereldrijk Engeland is dat zijn onzekerheid verbloemt door een enorme stapel ongeschreven wetten. En ongeschreven bleven deze, tot de hysterische media op dit eiland er dagelijks de kranten vol mee begon te schrijven, en de onzichtbare grenzen van wat acceptabel is al gauw vastgelegd leken zijn in Hare Majesteit's Wetboek van Belediging.

Beledigd zijn we allemaal wel eens. Ik was best beledigd toen een jonge kerel vandaag de laatste zitplaats in de coupé voor mijn neus wegpikte, ondanks geopereerde knieën en een doorzichtige panty, toen de koffiemachine waarmee de sportschool mij in haar klauwen heeft gelokt voor de zoveelste keer 'out of order' was, en vooral toen bleek dat ik ondanks mijn dure opleiding in dit land alleen maar word aangenomen om mijn moedertaal te spreken en schrijven. Het Wetboek der Belediging wil echter bloed zien. De mode van het moment is dan ook om zo lang en zo luid mogelijk beledigd te zijn, tot de belediger onder grote mediadruk door het stof kruipt.

Sinds de gehypte affaire Ross-Brand-Sachs van vorig jaar is er al een flink aantal grappenmakers door deze vernietigende mediamolen gehaald. Het meest recente slachtoffer is cabaratier Jimmy Carr, die tijdens een show in Manchester grapte dat het gewond raken van Britse soldaten in Afghanistan heel treurig was, maar dat we het van de zonnige kant moesten bekijken: Groot-Brittannië heeft straks mooi wel een geweldig team voor de Paralympics. Al wekenlang regent het in de tabloids brieven van veteranen, weduwes en verveelde bejaarden: hoe een harteloze komiek 'onze jongens' zo heeft kunnen beledigen.

Met dit soort acties blijft het volk langzaam vijlen aan de eens zo fameuze scherpe randjes van de Britse humor. Het doel lijkt echter duidelijk: culturele grenzen moeten met een dikke vette stift worden onderstreept. Hoe vreemd is het dan dat een Britse televisiezender zonder blikken of blozen de meest shockerende televisie kan blijven maken? Gisteravond had ik het twijfelachtige genoegen om Channel 4's The Execution of Gary Glitter te mogen aanschouwen: een drama over een fictioneel Verenigd Koninkrijk dat de doodstraf weer heeft ingevoerd en waar Gary Glitter, na zijn veroordeling voor pedofilie in Vietnam, het eerste slachtoffer wordt van volkse bloeddorstigheid. Though-provoking waar de makers naar eigen zeggen op doelden. Meer dan de helft van de Britten zegt immers herinvoering van de doodstraf - die hier pas eind jaren zestig is afgeschaft - te ondersteunen. Nog zo'n sterke behoefte aan een hele strakke lijn - of in dit geval, zoals gruwelijk helder gemaakt in deze film - een bungelend touw. De televisiefilm was verschrikkelijk, indrukwekkend realistisch en shockerend, en toch leek het me een geslaagde poging om mensen aan het denken te zetten over waarom zoveel Britten in een dergelijke samenleving wensen te leven.

Toen ik vanmorgen de krant opensloeg - lees: krantenwebsites aanklikte - verwachtte ik dan ook shock en met name belediging en gekwetste gemoederen. Helaas, zelfs de broadsheets wisten niet helemaal wat ze met de serie aanmoesten, en hielden het bij het prijzen van de acteerprestaties van de hoofdrolspeler. De prutkranten versloegen het drama niet of zonder hun gebruikelijke sociale hysterie. Het drama faalde immers om dat te doen waar de Britten op het moment zo'n behoefte aan hebben: duidelijk en helder aangegeven wat goed en fout is, zonder een nare nasmaak over complexe sociale processen, menselijke grilligheden en die oh zo vervelende rechten van de mens. Nee, dan liever een grap over gehandicapte soldaten; daar kun je tenminste ongestoord tegen zijn.

David Mitchell, één van mijn favoriete comedians, schreef afgelopen zondag een uiterst interessante column over het onderwerp humor en belediging in the Observer:
http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2009/nov/08/david-mitchell-comedy

Charlie Brooker, zonder twijfel mijn favoriete columnist, was de enige die de gruwelijkheid van The Execution of Gary Glitter mooi onder woorden wist de brengen, al druipt zijn gebruikelijke sarcasme er weer heerlijk vanaf:
http://www.guardian.co.uk/tv-and-radio/2009/nov/07/charlie-brooker-screenburn-gary-glitter

vrijdag 6 november 2009

Dan liever de lucht in

Remember, remember the fifth of November,
gunpowder, treason and plot,
I see no reason why gunpowder treason
should ever be forgot.
Guy Fawkes, Guy Fawkes,
It was his intent
to blow up the King and the Parliament.
Three score barrels of powder below,
Poor old England to overthrow:
By God's providence he was catch'd
With a dark lantern and burning match.
Holloa boys, holloa boys, make the bells ring.
Holloa boys, holloa boys, God save the King!
Hip hip hoorah!


Missen kun je het niet: al weken ligt er stapels vuurwerk in de supermarkten, wat zonder enige regulering om de haverklap schijnt te worden afgestoken. Jaarlijks viert het Verenigd Koninkrijk op uiterst uitbundige wijze dat het de katholieke terroristen anno 1605 te slim af is geweest. Op 5 november van dat jaar werd arme Guy Fawkes betrapt onder het parlement met een hele lading buskruit. Guy eindigde aan de galg, en er was geen vuurwerk boven Londen die dag. Goede reden om de lucht boven de stad vanaf toen elke vijfde november te doen knallen? Kennelijk wel.

Britten beweren altijd dat deze dubieuze origine van dit Engelse festijn steeds meer op de achtergrond is geraakt. Tot op zekere hoogte is dat waar. Ironisch genoeg weet men buiten Londen de traditie beter te behouden. Guy Fawkes night wordt door de meeste mensen Bonfire night genoemd, naar de grote brandstapels waarmee de Britten 5 november generaties lang markeerden. Traditioneel gaat er een pop van stro op het vuur, waarmee de kinderen langs de deuren hebben geleurd, smekend om een penny for the Guy. Mochten er nu nog kinderen zijn die deze traditie vereren - in Sheffield had ik vorige week de twijfelachtige eer om een vroegtijdige poging van een groepje kwajongens uit de buurt te mogen aanschouwen - vragen ze geen pennies maar ponden. Waar ze dan hoogstwaarschijnlijk goedkoop vuurwerk van aanschouwen, terwijl Guy half vergeten in het vuur ligt te smeulen.

In Londen, waar healthy & safety koning is, geen brandstapels en strooien poppen. Goedkoop vuurwerk en sirenes van brandweer en ambulance alom, maar ruimte voor open vuur - behalve dan clandestien - is er simpelweg niet. Om de wraakzuchtige Londenaars tevreden te stellen worden er door de hele stad massale vuurwerkshows georganiseerd. Na een halfuur naar knallen geluisterd te hebben, de meest spectaculaire vormen van explosies te hebben aanschouwd en een flinke hoeveelheid vuurwerkrook te hebben ingeademd, keert de tevreden Londenaar huiswaarts: de jaarlijkse wraak is weer volbracht.

Met dat in gedachten gingen huisgenoot en ik afgelopen donderdag richting Clapham Common, het grootste park van het zuiden van de stad. De hoeveelheid mensen was overweldigend. De organisatie minder. Huisgenoot kwam net uit college rollen, en haar hart klopte vol verwachting over de hot dogs en mulled wine die traditioneel bij een novemberse vuurwerkshow te vinden zijn. Eenmaal aangekomen, zagen we 1 zielig hotdog-karretje, waarvoor heel Zuid-Londen in de rij leek te staan. Enigszins wanhopig stortten wij ons op de ijscoman, die het niet al te druk leek te hebben op een kille winteravond. Met een buik vol ijs, waren we klaar voor het vuurwerk. Het was mooi, het was enigszins indrukwekkend, alleen.. van een Londense vuurwerkshow verwacht je meer. Geen plattelandse tradities, charmante buurtfeesten waarbij de hele gemeenschap zich rond een vreugdevuur schaart. Daar dient compensatie voor te zijn, zeker in de stad waar de katholieke poging tot terrorisme 404 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Het vuurwerk was gedaan. Met een diepgewortelde teleurstelling en nogal wat buikpijn dropen we af.

Dit zou mijn Bonfire night London 2009 zijn geweest, en ik zat al klaar om deze blog te schrijven over hoe de Londense grandeur soms een hoop gebakken lucht is. Ik had me niet gerealiseerd dat, wanneer de vijfde op een weekdag valt, de drukke, werkende Londenaar zijn wraak in het weekend op katholiek terrorisme neer doet komen. Goede vriend M., die dit weekend op bezoek was, had het uitstekende dee om op de zaterdagavond naar Alexandra Palace te gaan, waar Duits bier en veel, veel vuurwerk zou zijn. Ally Pally is een indrukwekkend bouwwerk in noord-oost Londen, waar de BBC ooit haar allereerste radio- en tv-uitzendingen uitzond. De oude uitzendmast torent letterlijk boven Londen uit: wie voor het paleis staat, heeft werkelijk het prachtigste uitzicht over de hele stad. Om op deze plek te zien hoe heel Londen vuurwerk aan het afsteken was, was simpelweg adembenemend. Nog voor 'ons' vuurwerk begonnen was, genoten we al volop van de verschillende shows die we in de verte konden ontdekken. Battersea, vlak bij onze wijk, leek het meest indrukwekkende vuurwerk te hebben, maar al gauw liet Ally Pally zien dat we echt naar de juiste plek waren gekomen: een waar vuurwerkballet volgde, met de meest spectaculaire vormen, die perfect meezwoven op de muziek van Star Wars, Mozart en Doctor Who (waarvan overigens een geweldige goede aflevering zich te Ally Pally afspeelt, maar dat terzijde).

Uitkijkend over heel de metropool, zag ik hoe groot en overweldigend, prachtig en intimiderend de stad waarin ik woon toch kan zijn. Wat een waar genoegen om hier te mogen wonen, en wat een heerlijke avond. Toch knaagde er, terwijl we de heuvel afklommen richting pub, nog iets in mijn maag, en ijs was het zeker niet. Catholic guilt?

donderdag 5 november 2009

Nevermind de Knop.

Het reilen en zeilen in de Britse hoofdstad kan soms grillig zijn. Zo zie je de breed aangekondigde ceremonie rond het begin van het commerciële kerstseizoen – het ontsteken van de lichten te Oxford en Regent Street – vol verwachting tegemoet, en zo word je zwaar teleurgesteld omdat een tweetal ontiegelijk trage metro’s roet in het premature kerstmaal gooit. Heel Londen leek richting de grootste en drukste winkelstraten te zijn gestroomd om Hollywoodsterren Jim Carrey en Colin Firth reclame te zien maken voor de nieuwe A Christmas Carol (ofwel, op een overgrote lichtknop te zien drukken), en toen ik dan ook eindelijk uit Bond Street underground station uit kwam zetten en de massa begon te volgen richting Oxford Circus, sprongen de uitbundige lichtversiersels boven mijn hoofd op hoogstens anticlimaxische wijze aan.

Enigszins beteuterd bleef ik de mensenmassa volgen, in de hoop iets op te vangen van de feestelijkheden. Hoewel het hoogstens amusant was om midden door een normaal door bussen gedomineerde Oxford Street te struinen, moest ik al gauw concluderen dat ik het merendeel van het entertainment had gemist: ik passeerde zelfs de verlaten knop, en kon enkel via grote schermen genieten van het koor van St.Paul’s dat samen met Andrea Bocelli kerstliedjes ten gehore bracht. In een laatste poging een glimp van glamoreus Londen op te vangen wandelde ik naar Leicester Square, dat opgetut en klaar was voor de wereldpremière van A Christmas Carol. Aangezien over het algemeen ik meer geïnteresseerd ben in de interpretatie van alles Dickensian en Victoriaans dan in de heren Firth of Carrey, werd ik ook daar teleurgesteld in mijn verwachtingen, want hoewel het rode tapijt nog onbetreden was, waren de feestelijkheden midden in het plein omgeven met hoge kartonnen muren: enkel de dwarrelende vlokken van een sneeuwkanon gaven ons plebs een idee van wat er binnen de muren gaande was aan kostuum en decor. Een groot scherm toonde een negentiende-eeuws geklede journalist die Colin Firth interviewde over wat kerst voor hem betekende. Mijn gedachtes dwaalden al gauw af naar de kip en Chinese woksaus in mijn koelkast, en voor ik het wist had ik beroemd Londen de rug toegekeerd en was ik Leicester Square tube station ingeschoten.

De volgende dag ontving ik een e-mail van één van de websites die de kaartjes voor BBC-opnames beheert: er waren onverwachts kaartjes vrijgekomen voor één van mijn (en Anouks) meest geliefde programma’s op the Beeb: popquiz Nevermind the Buzzcocks. En wel diezelfde avond. Een ezel stoot zich in het algemeen niet tweemaal aan dezelfde tube, dus ik wist op sluwe wijze tien minuten te vroeg te vertrekken uit Uxbridge. Kaartjes voor BBC-shows garanderen namelijk nooit dat je ook daadwerkelijk binnenkomt: om zeker te zijn van een volle zaal geeft de British Broadcasting Centre namelijk te veel kaartjes uit, waardoor het cruciaal is om vroeg voor de studiodeur te staan koukleumen. En warempel, ik en huisgenoot (die vol enthousiasme uit college kwam rollen richting de Witte Stad) waren deel van de laatste tien mensen die een plekje in de studiozaal mochten vinden.

Als je een programma zo goed kent als ik Buzzcocks, is het bijwonen van een opname een ware openbaring. Je ziet pas hoe goed jouw favoriete komieken en acteurs zijn als ze even uit hun rol vallen als de camera niet op hun is gericht, of als je ook werkelijk meekrijgt hoeveel moeite mensen hebben met het lezen van een autocue, of om het simpele intro van een popliedje te onthouden (ze spelen stiekem vals met behulp van een nogal retro discman!). Na een grandioze avond van grappen, grollen en huiskamerse gezelligheid, werd de grilligheid van het Londense leven werd me opeens duidelijk: bijzondere kansen, momenten en beroemdheden genoeg, maar het zijn de meest onverwachte gebeurtenissen die je het meeste plezier bezorgen.

maandag 2 november 2009

Lege pompoen.

De alom geroemde special relationship tussen VK en VS is soms uiterst dubieus. Twee weken terug las ik in the Guardian de bezorgde brief van een Britse moeder die de populariteit van een zeker horrorfeest onder haar kroost graag publiekelijk wilde beklagen. Moest ze de kids nu echt uitgedost als monsters en spoken langs de deuren laten gaan, bedelend om snoep? Terwijl de penny for the guy op 5 november steeds zeldzamer klinkt, weergalmt Trick or Treat een kleine week hiervoor steeds luider door Britse buurten. Volgens madam dan.

Amerikaanser dan mijn werkgever kun je uiteraard niet krijgen te VK. De aankondigingen voor Thanksgiving hangen al een maand in de kantine, en ook de feestelijkheden rond Halloween werden breed geadverteerd in ons CéCé-eetcafé. De yankees hadden flink uitgepakt: niet alleen het cateringpersoneel was 'gruwelijk' uitgedost, ook het menu was voorzien van een aardige dosis blood and guts. Zo was de toffee sponge pudding bloedrood en de custard gifgroen, en was de aardappelpuree voorzien van heerlijke Stilton-schimmelkaas. De pompoensoep was om je vingers bij af te likken - ook al werd mijn eetlust enigszins weggenomen door de als gemaskerd seriemoordenaar verklede kok die de appetijtelijke broth serveerde.

Buiten de Amerikaanse lucht/koolzuurbel in Uxbridge was Halloween echter alles behalve levend/dood. Natuurlijk, menig winkel was voorzien van pompoenen en skeletten - een zeer gewenste uitstel van de commerciële kerststorm, die deze week is losgebarsten - en de tv-gids stond vol met horrorfilms. Of de Brit wel degelijk gezien kan worden als vierder van All Hallow's Eve valt echter zwaar te betwijfelen. Maar een handjevol kinderen gaat daadwerkelijk de deuren langs, en die hebben geluk als een of twee huishoudens ook daadwerkelijk snoep hebben ingeslagen. De enige groep Britten die het feest springlevens ofwel stokdood houden zijn natuurlijk de studenten. De reputatie van Engeland's educatieve klasse - drank, drugs en dolle kostuums - wordt op 31 oktober nageleefd door middel van grootse feesten en partijen. Om deze reden was ook ik te vinden in een 'hels studentenhol' deze Halloween, en feest was het zeker:

http://www.facebook.com/album.php?aid=147596&id=284101658&l=0a14fc737e

Maar goed, ook hier kwamen enkel twee meisjes aan de deur met een vraag om snoep (die overigens veel te oud leken voor deze kinderlijke bezigheid) en ondanks alle moeite die mijn Sheffieldse gastheren en -vrouwes hadden gedaan - een zwaarversierd huis met prachtig (waarvan één door mijzelf) uitgesneden en uitgeholde pompoenen met kaarslicht schijnend door hun brede glimlach - leek het Halloweense feestgedruis zich tot de Sheffieldse huiskamer te beperken. De straten waren angstvallig stil en de hysterische briefenschrijfster kan rustig ademhalen: de Engelse kinderen leken tevreden met de huiselijke snoeppot. Op een paar studikoze evenementen na, ademden ook de Noord-Engelsen enkel anticiptatie voor het Oer-Britse deze week. Niks lege Amerikaanse traditie. Remember remember.

dinsdag 27 oktober 2009

Klaproos

De onwetende Hollander die eind oktober, begin november langs de BBC zapt, zal wellicht paf staan door de plastic- en papieren klaproosjes die de dure maatpakken van komieken, nieuwslezers en politici sieren. Elke milde anglofiel kent de oorsprong van deze decoraties, maar wie hierover nog in het donker tast, moet weten dat een Canadese luitenant ooit de volgende regels schreef:

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row


Graf na graf na graf van gevallenen in de Great War (ons beter bekend als de Eerste Wereldoorlog) werd destijds gesierd door deze treurige, kortstondige bloempjes, en vandaar dat Brit na Brit na Brit nog steeds elk jaar een week of twee een poppy op zijn of haar jas spelt. De roos houdt geen verband met politieke of religieuze achtergrond, en is voor vele mensen in functie een standaard verplichting, een standaard eerbetoging aan iedereen die ooit voor het vaderland heeft gevochten. Om maar een voorbeeld te geven, de populaire nieuwslezer John Snow van het Channel 4 news kreeg twee jaar terug het halve land over zich heen toen hoe weigerde om een poppy te dragen tijdens de uitzending, omdat hij als nieuwslezer compleet neutraal over wilde komen. Hij draagt er overigens nog steeds geen.

Poppies kun je overal oppikken: van een vrouw met een collectebus bij Tooting Broadway station, tot een mandje in je locale pub tot een vergeten stapeltje bij de portier van het Coca Cola-gebouw. Het idee is hetzelfde: je doneert een pond in de collectebus, wat het fonds voor veteranen te goede zal komen, en je krijgt het geval toegereikt: een plastic 'steeltje' en hart met een papieren rode bloem en groen blaadje, met speld. Dit is de eerste uitdaging van de integrerende pseudo-Brit: je ontvangt geen veiligheidsspeld, maar een gewone metalen pinnetje, dat je op onduidelijke wijze door het roosje dient te jassen. Als dit eenmaal min of meer is gelukt - twee jaar terug in Manchester, zat er na een halve dag alleen nog maar een speld door mijn jas, en geen poppy - is je belangrijkste taak om de klaproos presentabel te houden tot Remembrance Day (11 november). Aangezien het grotendeels papieren geval zich meestal op de winterjas van de Engelsman bevindt - die ins tube nogal wel eens aan en uit moet, en dat tijdens een Londense natte herfst - is het merendeel van de poppies na een week, zoals de Engelsen het zeggen, in a bit of a state.

Na nauwkeurige observatie ben ik er vandaag echter achter gekomen dat er een aantal groepen is dat met grote zorg zijn roosje beschermt tegen weer en wind:

- De eerste groep is de ouderen, die een nog iets betere herinnering hebben van oorlog en opoffering, en de poppy-loze jeugd vuil aanstaren alsof ze willen zeggen: wij hebben voor jou gevochten en jij kunt niet eens een lullig klaproosje op je hoodie spelden. Om dan maar niet te noemen dat het merendeel van deze leeftijdscategorie de Tweede Wereldoorlog in box of kinderwagen heeft doorgebracht.
- Dan is er de hoge pief. Niet alleen politici en nieuwslezers, elke vertegenwoordiger van bedrijf, organisatie of firma laat duidelijk zien dat zijn (Britse) hart op de goede plek zit: daar waar zijn kreukloze poppy keurig in op zijn dure jasje is gespeld.
- De modieuze en hippe jongedame, die het rood en groen feilloos in haar outfit heeft verwerkt. Zou zij ook op een zekere zondagmorgen staan koukleumen tussen de kransenleggende veteranen?

Dat brengt me toch wel tot de betekenis van de herinneringsklaproos. Voor het eerst sinds jaren sta ik niet vooraan om de eerste poppy van het seizoen te bemachtigen. Op de een of andere manier heeft Londen me van dit stukje ongefundeerde anglomanie genezen. Deze stad leeft veel meer met politiek en actualiteit, en het verbaast me dus ook niet dat er een stuk minder poppies in het metropoolse straatbeeld te zien zijn. Afgelopen zaterdag wandelde ik op weg naar Oxford Street langs Hyde Park, waar een luidruchtige demonstratie tegen de Britse aanwezigheid in Afghanistan gaande was. Ik schuil me zeker niet vierkant achter de roep om onmiddellijke terugtrekking, maar worstel wel zeker met de kwestie. Eens in de zoveel tijd wordt er weer bericht gemaakt van een gevallen Britse soldaat in Afghanistan, wiens kist dan door het door poppies bestookte dorpje Wootton Bassett wordt geleid. De roos is dan ook voor alle veteranen: van 1918 tot 2009.

De klaproos betuigt dus niet alleen respect voor lang geleden maar toont ook verering van de daden van het heden. Dan ben je toch weer een buitenstaander die zich niet honderd procent comfortabel voelt bij het uitdragen van dit oer-Britse symbool. Dan maar de boze blikken van bejaarde Britten. Voor het eerst sinds jaren denk ik dus dat ik oktober roosloos over laat lopen in november, en mijn modieuze inspanningen maar ga concentreren op mijn Halloweenkostuum voor aanstaande zaterdag. Tenzij je verkleden als negentiende-eeuwse gifmengster ook niet getuigt van respect voor het verleden natuurlijk.

Guardian 05/11, leider van de conservatieven David Cameron in de tube: "Cameron, with his polished shoes, pristine white shirt and perfect poppy, looks like a waxwork exhibit who has just been airlifted into position, rather than a man required to fight his way through crowded streets, platforms and turnstiles as the plebs do. Why they didn't just prop him up by the door in a glass case labelled 'Unpack in rarefied atmosphere only' I don't know." Lucy Mangan

zaterdag 24 oktober 2009

Ode aan Oost-Londen (deel 1)

De rust van 'mijn' Zuid-Londen heb ik al meerdere malen weten te waarderen. Veel van de statige en gepolijste buurten van West-Londen zijn al door mij bewandeld. Genoten heb ik al vaak, van de extremen van Noord-Londen (rijk/arm, altos/kakkers, smerig/sjiek). Er is echter één windrichting in het Londense die tot nu toe zwaar door mij verwaarloosd is: het niet zo verre Oosten.

Mijn enige bezoekje aan het oosten van de stad was tot nu toe een zondagmiddagse fietstocht naar de beroemde zondagmiddagse markt op Brick Lane in de zomer. Aangezien deze markt volgens velen de infameuze locatie zou zijn waar men het overgrote deel van Londen's gestolen tweewielers tracht te verkopen, durfde ik mijn fietsje destijds nergens in de buurt vast te ketenen. Met de fiets aan de hand genoot ik evenwel van het gedruis, de aroma's van de oosterse eetkraampjes, het palet aan mensen dat voorbij kwam zetten en de uitzonderlijke sfeer die ik op andere Londense markten nog niet was tegengekomen.

Een grondige ontdekkingstocht kan ik dit zondags bezoekje echter niet noemen. Aangezien ik toentertijd gedwongen was menig interessant uitziend boetiekje aan mijn neus voorbij te laten gaan, had ik het al een tijdje in mijn achterhoofd om Brick Lane opnieuw te bezoeken, ditmaal zonder fiets. Na vanmiddag koffie te hebben gedronken met een vriend in het centrum, besloot ik zomaar om een oostwaardse metro te nemen om de laatste middaguren te Brick Lane te besteden. Toen ik op Liverpool Station moest overstappen, en het me toch iets te lang duurde voordat er een Hammersmith & City Line richting Whitechapel zou komen, bedacht ik me dat ik dit deel van de stad nog helemaal nooit had mogen aanschouwen. Ik draaide me om, liep richting het station en werd meteen beloond voor mijn nieuwsgierigheid: het karaktervolle Liverpool Street station bleek een negentiende-eeuwse treat op zich.

Eenmaal buiten, zag ik bordjes richting Spitalfields Market. De wandeling die hierop volgde deed mijn anglofiele hart nogmaals sneller kloppen. De unieke kenmerken van Oost-Londen zijn moeilijk uit te leggen, maar het komt neer op een uitzonderlijke combinatie van rauwe geschiedenis en glimmende moderniteit. De kenmerkende gherkin (augurk) steekt, samen met een aantal andere hoge kantoorgebouwen, overal zichtbaar boven de huizen uit. Die huizen zijn echter kenmerkend antiek: smalle straatjes, lantaarntjes en karakterstieke pubs. Pakhuizen zijn omgebouwd tot hippe bars, oude Victorian shop fronts herbergen tweedehands kledingzaken, excentrieke restaurants en gallerieën.

Spitalfields Market bleek echter nog de grootste verrassing. Een enorme doch sfeervolle negentiende-eeuwse constructie, omringd door uiterst gezellige winkeltjes en cafeetjes. Het was niet eens een marktdag, en toch was de buurt bijzonder bruisend. Een paar straten verder stuitte ik al op Brick Lane Market: een route gemarkeerd door meer gezellige winkeltjes, marktjes en eetgelegenheden. Het was warempel te veel voor een namiddag winkelen. Niet gevreesd, I'll be back. En deze keer bereid ik me goed voor. Een boek over de geschiedenis van de meest beruchte straat van Londen (vlakbij Spitalfields, Jack the R. territory) uit de East London Book Shop rijker, zorg ik de volgende keer dat ik iets meer weet over wat er achter deze fascinerende Oost-Londense straten schuilt. Op een marktdag natuurlijk.

dinsdag 20 oktober 2009

Als de koffie niet meer werkt.

Als de koffie niet meer werkt, ben je verloren. Als de cola niet meer werkt, is dat nog begrijpelijk. Het weeïge zoete goedje dat mijn wekgever wereldwijd op de markt brengt heeft maar een fractie van de cafeïne die over het algemeen in een degelijk bakkie pleur zit. Vandaag werkt ook de kop geconcentreerde energie niet, en dan is een vertaler al snel de draad kwijt. Als je zelfs een kennen en kunnen verwisselt, weet je dat het niet jouw dag is.

Ik verheug me enigszins op het eind van de dag en de terugreis in de metro, al ben ik wel bang weer per abuis op de schouder van een vreemdeling in slaap sukkel. Ik ga er maar van uit dat dit het zoveelste ritueel is dat de groene Londenaar dient te doorstaan alvorens zich een echte metropoliet te mogen voelen en noemen. De vreemdeling in kwestie leek echter not amused.

Een slaper in Londen is een hoop gewend. Hoewel het ten zuiden van de rivier orenschijnlijk rustig is, worden ook wij geplaagd door nachtelijke sirenes en door het vuilnis rommelende stadse vossen. Heel normaal allemaal, en je leert ermee te slapen. Desnoods zorg je voor prettige, rustgevende klanken om de stadse herrie te overstemmen. Daar hebben we radio 4 voor, en audioboeken van Stephen Fry (sinds afgelopen vrijdag helemaal aan te raden in levende lijve trouwens). Hoe dan ook, de Londenaar slaapt zacht.

Het is echter niet een slaapgebrek dat de laatste druppel energie heeft opgezogen. Een gebrek aan goede koffie kan ik evenmin de schuld geven, in mijn wanhoop heb ik me tijdens de namiddagse pauze zelfs richting Costa Coffee begeven voor een smakelijke, schuimende cappuccino voor bij de gortdroge vertaling van vandaag. Hoewel het werk niet enorm intrigeert, kan ik ook de baas geen schuld in de schoenen schuiven over mijn zware vermoeiheid.

Nee. Het zijn de zware verantwoordelijkheden van gastvrouw waardoor ik de ogen maar moeilijk open kan houden. En dat vooral met twee bezoekende ouders die warempel niet te stoppen zijn totdat ze heel Londen hebben kunnen aanschouwen. Gelukkig heb ik rekening gehouden met hun energie en de mijne, en heb ik vandaag lekker vervroegd weekend, en is er morgenvroeg dus geen metrorit naar Uxbridge bij het ochtendgloren. Eén ding is zeker: wat ga ik heerlijk sluimeren vannacht.

dinsdag 13 oktober 2009

Klagen en de kloof

Er slaakte deze week een zucht van verlichting door Westminster. Of juist niet. Moest het nieuwe parlementaire jaar nu juist beginnen met de kwestie die land en parlement al maandenlang in de greep had? Wat ze op het Nederlandse nieuws bijna liefkozend 'de bonnetjesaffaire' noemen heet hier het expenses scandal, en, na maandenlang gekissebis over slotgrachten, hypotheken en hondenvoer, is de dag des oordeels aangebroken. Na een grondig onderzoek onder leiding van een hoge ambtenaar hebben de Members of Parliament allen een brief ontvangen waarin hen netjes is gevraagd een bepaald bedrag terug te storten in de staatskas. De MPs zijn not amused. Niet omdat ze de honderden of duizenden ponden niet kunnen missen - al ligt het beperkte inkomen van parlementariërs nou juist aan de wortel van het probleem - maar omdat de ambtenaar in kwestie, ene Sir Thomas Legg, heeft besloten limieten te hanteren die nog niet bestonden toen de claims werden ingediend. Tsja, met een limiet van £1000 per jaar denk je nog wel eens extra na of je eenden echt wel een eiland nodig hebben.

De grommende kamerleden zijn echter snel de mond gesnoerd door hun partijvoorzitters. Met alsmaar naderende verkiezingen in het voorjaar moet het gehypete wantrouwen in de politiek immers snel worden weggevaagd. Toch blijft de sfeer gespannen: neem een Engelsman het recht weg om te klagen, en je berooft hem van een essentieel deel van zijn identiteit. Klagen over de crisis, de metro, en met name het weer zit de Engelsman in het bloed. Volgens henzelf dan: net als de vermeende Nederlandse nuchterheid, merk je hier over het algemeen vrij weinig van de self-confessede nationale klaagverslaving, en blijven zelfs in een vertraagde, overvolle en hobbelige metro de Britse kaken over het algemeen stijf op elkaar. Terecht of niet, de MPs klagen redelijk hoorbaar door, en het volk (lees: de tabloids) maakt op zijn buurt zijn beklag over hoe hun kiesheren en - dames in hemelsnaam het lef hebben om hun gejat te verbloemen met een klaagzang der onrechtvaardigheid.

Ik heb het afgelopen jaar erg geworsteld met mijn mening over het declaratiecircus. Nu ik voor het eerst een belastingbetalende inwoner van het Verenigd Koninkrijk ben, begin ik eindelijk het gevoel te krijgen dat ik recht heb op een (voorzichtige) mening over de affaire. Zeker nu huisgenoot en ik van de week zelfs een aanvraag tot stemrecht ontvingen, waaruit bleek dat ik als EU-burger ook heel misschien het recht had om mijn stem hier uit te brengen, zie ik mijn kans schoon. Zie hier hoe mijn Member of Parliament, Labour MP Sadiq Khan, zich eerder dit jaar gedwongen voelde om zijn vuile was buiten te hangen:

http://www.sadiqkhan.co.uk/index.php/blog/5-general/316-my-expenses?4bcca4bd673637b028d7767aee95d1b6=36afd575783d7da62b9cd7fb0ba6a34a

Ik vind het bijna een tikje beschamend, al deze openheid. Mag ik overigens wel klagen over het feit dat mijn MP twittert? Of, nog erger, dat je volgens de website van het Britse parlement alleen een debat kunt kijken of rondleiding kunt krijgen in het Lagerhuis als je zes maanden van tevoren een aanvraag indient bij je MP? En dan hebben ze het in Nederland over een kloof tussen politiek en burger. Nu ik - die nooit een fan is geweest van het districtenstelsel dat de politiek juist zo toegankelijk moet maken - voor het eerst in mijn leven over een eigen parlementslid beschik, die ik kan mailen, twitteren en zelfs in persoon kan gaan lastigvallen bij zijn inloopspreekuur, voel ik pas hoe ver zelfs de Londense commoner verwijderd is van het House of Commons. Nee, dan Den Haag, die gebruiken zelfs verleidelijke, recentelijk afgestudeerde historica's om de burger bij de politiek te betrekken..

zondag 11 oktober 2009

Geroosterd zondag.

Het is een fenomeen, een baken van traditie en het zoveelste statement van Britse vaderlandsliefde: de Sunday Roast. Ook de Londenaar tracht door middel van deze traditionele zondagse maaltijd na een wild urbaanse zaterdagavond weder te keren naar zijn wortels, peultjes of pastinaak en een vleugje smaak op te vangen uit grootmoeders keuken. De klassieke zondagse maaltijd is, zoals in het geval van negen van de tien door Britten geclaimde fenomenen (denk aan thee, kroegen en openbare zwembaden), echter lang niet zo bijzonder als vaak wordt beweerd: aardappelen, vlees, groenten en een emmer jus. Enkel de unieke en, wanneer juist bereid, zeer appetijtelijke Yorkshire pudding maakt de maaltijd tot een noemenswaardige toevoeging aan de Britse cuisine. Toch ben ook ik vandaag gevallen voor de Roast.

Vraag de gemiddelde Brit naar zijn of haar relatie met deze culinaire openbaring en je krijgt een verhaal vol verrukking en nostalgie voorgeschoteld, want moeder stond immers elke zondag vanaf de vroege ochtend in de keuken. Daar was zij met name in de weer met het zwaar overgaar krijgen van een triomfantelijk grote homp lams-, rund- of varkensvlees. De walmen die de jonge Brit opvangt tijdens deze gekoesterde zondagochtenden maken hem of haar een levenslange roaster, met gezette ideeën over het te gebruiken vlees, groenten en bereidingswijze.

Toch gaat een groot aantal Britlanders op de dag des heeres juist voor deze fameuze huiselijke maaltijd pubwaards. Vooral in Londen zitten de kroegen zondagmiddag - een roast is immers, net als het traditionele Britse kerstdiner, een middagmaaltijd - vol met roasters. Aangezien de hoofdstad vol zit met van het platteland gevluchte young professionals kan ik alleen maar raden dat deze lui wanhopig een stukje van moeders keuken in hun leven willen houden, was het niet dat de blitse metropoliet absoluut geen tijd heeft om te leren koken.

Misschien heb ik echter te snel geoordeeld. Hoewel ik, na een kookles van een noord-Engelse vriendin drie jaar geleden, best een aardige roast in elkaar zou kunnen flansen, ben ook ik vandaag verleid tot de pubse variant. Aan het einde van een overmoedig lange fietstocht door een regenachtig centrum, passeerde ik een uiterst gezellige pub vol roasters. Voor ik het wist zat ik aan een strategisch gepositioneerd tafeltje bij het raam (de fietsende Londenaar wantrouwt immer) met een enorm bord stomend lam, groenten en aardappels voor mijn neus. Opeens voelde ik me deel van een geheel, begreep ik de commotie en rook ik zelfs de walmen van mijn moeder's fictionele Sunday Roast. Als mijn moeder een traditionele roast had gehad, zat er ook vast een beetje rode kool door de jus. Sommige Britse eigenaardigheden moet je niet proberen te begrijpen, en gewoon ervaren.

donderdag 8 oktober 2009

Kleren en integreren.

Jawel, opnieuw een tube-se vertelling. Misschien is het niet opmerkelijk dat het merendeel van mijn observaties tegenwoordig in de metro plaatsvindt: ik spendeer immers een kleine zes uur per week in de hobbelige ondergrondse. Toch blijft het dagelijks een fascinerende tocht. Zoals mijn zeer gewaardeerde huisgenoot me al tijdens mijn wittebroodsweken in deze stad leerde, valt er ontzettend veel af te lezen aan de Londenaar in het openbaar vervoer: wie midden op het perron op een metro staat te wachten, is onomstotelijk een toerist, wie het ook maar waagt links stil te staan op de roltrap, zelfs (of misschien wel juist) als hij de enige trapganger is, is zwaar in overtreding in de ogen van alles en iedereen, en aan het succes waarmee de reiziger zich zonder steun staande weet te houden in een bewegende bus of metro kun je precies aflezen hoelang deze persoon al in de hoofdstad bivakkeert. Nu de seizoenen eenmaal zijn begonnen te verstrijken, kan ik daar mijn eigen observaties ook aan toevoegen. Mijn claim: aan het gemak waarmee de Londenaar zich aanpast aan warmte en kou kun je zijn ervarenheid als metropoliet aflezen. Conclusie: kleren = integreren.

Sinds deze week is er een koude, mistige deken nedergedaald boven Zuidoost-Engeland. Tijd voor de Londenaars om trots te tonen dat zij warempel veel praktischer ingesteld zijn dan de gemiddelde niet-capitoolse Brit. Juist in de metro zie je jassen, dassen en flinke tassen alom. Die laatste categorie persoonlijke accessoires is het meest intrigerend, aangezien de praktisch ingestelde inwoner van Londonium het niet gemakkelijk heeft, en vaak ruimte nodig heeft om overbodige kledingstukken kwijt te kunnen. Tijdens de gemiddelde ochtendspits wil de metro de temperatuur namelijk al eens doen stijgen, dalen en opnieuw doen stijgen. Met een beetje tact en slimmigheid kan de Londenaar hier echter prima mee leven.

Ook ik heb onderhand geleerd rekening te houden met de thermologische grillen van een Londens bestaan. De dagelijkse observatie van mijn medepassagiers op de Picadilly Line heeft mij geen windeieren gelegd. De basisingrediënten van een redelijk comfortabele anderhalf uur naar Uxbridge zijn jas, vest en tas en, niet te vergeten, een brolly (plu – umbrella) voor de wonderbaarlijke meteorologische verschillen die zich buiten tussen verschillende Londense metrostations kunnen manifesteren. Des ochtends vlieg ik het huis uit, de straat over en de metro in met de jas open en de sjaal losjes omgeknoopt, waarna ik me op de Northern Line naar Stockwell warm aan de klamme coupé en een veelvoud aan opeengepakte medereizigers. De overstap op de Victoria Line is enkel een kleine oversteek, waarna ik vlot neerplof in de korte rit naar Green Park. Hier tracht de damesstem van de metro mij dagelijks te verleiden met de woorden “Alight here for Buckingham Palace”, waarna ik enigszins grommend richting Picadilly Line sjok - een lange en lijf-verwarmende wandeling - en ik me eindelijk van een aantal lagen kan ontdoen. Halverwege de line wordt de coupé echter steeds leger en de tocht van de open deuren steeds indringender. Tegen de tijd dat mevrouw metro onze aankomst in Uxbridge aankondigt, ben ik weer dik aangekleed. Trots paradeer ik richting het Coca-hoofdkwartier, paraplu boven mijn hoofd. Een anglofiel kan zich aan Engeland verwarmen, maar de juiste garderobe een is een stuk praktischer.

vrijdag 2 oktober 2009

Dwalen in een dodenstad.

Rond het begin van de negentiende eeuw werd het langzaam duidelijk dat de explosief groeiende Britse hoofdstad haar doden niet langer in en om haar vele kerkjes kwijt kon. Uiteindelijk was het met name de stank van de dearly departed die de verschuiving van churchyard naar cemetery uiterst urgent maakte. In de jaren 1830 kreeg men de stadse grondeigenaren uiteindelijk zover dat er genoeg grond werd afgestaan om het nieuwe fenomeen mogelijk te maken. Op de rand van de stad werd dan ook spoedig een handjevol uitgestrekte begraafplaatsen gesticht. Waar de aristocraten vaak hun eigen mausolea bezaten, kond nu ook de eeuwig prestigejagende middle class haar doden op een stijlvolle en vooral statusvolle manier ter ruste leggen. Na de Reform Act van 1832, het echte begin van de (door de middelklasse beheerste) Victoriaanse tijd en het moment dat de niet-adele rijken eindelijk (stem)recht en macht hadden verworven, hadden de rijke burgers ook de strijd om de statige laatste rustplaats van hun doden gewonnen.

De meest modieuze onder nieuwe graftuinen werd al snel Highgate Cemetery, gelegen ver op de noord-Londense heuvels, onder meer vanwege het plezierige uitzicht op de toen wellicht iets minder indrukwekkende Londense skyline, en de nabij gelegen sjieke dorpjes Highgate en Hampstead (en natuurlijk diens Heath). Niet alleen de meest fortuinlijke familie reserveerden er een plekje voor ouders en kroost, er zijn nu nog graven te vinden van beroemde worstelaars, hoogstaande militairen en excentrieke circusdirecteuren.

Als je tegenwoordig een bezoekje wilt brengen aan deze bijzondere negentiende-eeuwse dodenstad, zoals ik op deze zonnige doch koude zondagmiddag waagde, wacht je een aangename verrassing. In de jaren twintig ging het bedrijf achter de begraafplaats namelijk failliet, waarna de plek de volgende decennia hevig in verval raakte. In de jaren zeventig ging de boel zelf voor onbepaalde tijd op slot, waarna een groep vrijwilligers een stichting in het leven riep en de begraafplaats voor 35 pond van de gemeente kocht. Er werd hersteld en gekuist, maar gelukkig niet te veel: de ultieme charme van Highgate Cemetery blijkt nu juist de overvloed aan overgroeide graven, hoge bomen en onbegaanbare paden. Het is dan ook geen verrassing dat de begraafplaats de locatie vormt voor tientallen boeken en films. Een recent omgewoeld graf bleek gediend te hebben in de recente bioscoopfilm Dorian Gray, waarin de spookachtige kwaliteiten van negentiende-eeuws Londen, maar zeker ook dat van Londen’s meest beroemde en beruchte begraafplaats duidelijk in beeld kwamen. Eng en mysterieus in het donker, indrukwekkend en imposant in het licht vormt Highgate Cemetery een danig geschikte plaats voor zowel horror als historisch kostuumdrama.

De pelgrims die een bezoekje brengen aan dit oord zijn echter verscheidener dan je wellicht zou denken. Aan de andere kant van de weg, tegenover de opzichtige Victoriaanse poort die naar het westen van de begraafplaats leidt, bevindt zich de oostkant: hoewel de paden en mausolea minder imposant zijn (je kunt er bijvoorbeeld geen Egyptisch-gestijlde tombe vinden, zoals in het westen) valt dit niet te zeggen van zijn 'bewoners'. Literaire bedevaartgangers zoals ik bezoeken het graf van George Eliot, stiekem Mary Ann Evans geheten en behorende tot de meest geniale schrijvers van de negentiende eeuw. Of, iets recenter: auteur Douglas Adams. Mooi detail: op de grafsteen deze in 2001 overleden schrijver van Hitchhiker's Guide to the Galaxy had iemand een speelgoeddolfijntje geplaatst: ieder die boek of verfilming van laatstgenoemde literaire klassieker heeft aanschouwen begrijpt de het speelse belang van dit ludieke grafpresentje. So long, and thanks for all the fish!

Het grootste bedevaartsoord bevindt zich echter achterin 'oost'. Van veraf zie je de enorme kop van Karl Marx al serieus op zijn mededoden neerkijken. Het graf is al eens flink beschadigd, maar wordt ook regelmatig voorzien van verse bloemen en, zoals ik laatst in the Guardian las, as van idolate, gecremeerde communisten. Aan de verre overzijde van HC licht overigens iemand begraven met een totaal andere relatie tot communistische regimes: Alex Litvinenko, drie jaar geleden hoogstwaarschijnlijk vergiftigd door 'de Russen' in een Londens sushirestaurant, vond zijn laatste rustplaats tussen zwaar beboste negentiende-eeuwse graven in HC-west.

Al met al was het ontzettend interessant om te mogen aanschouwen hoe, na een aantal decennia vergeten en met rust gelaten te zijn, Highgate Cemetery opnieuw een bijzondere rol in het leven van de Londenaren speelt. Zo is deze bijzondere plek niet alleen een juweel die een stukje negentiende eeuw op een zeer pittoreske wijze heeft vastgelegd, maar ook een plek waar historie en actualiteit met elkaar worden vervlochten, en waar de nieuwe inwoners van de metropool zichzelf in relatie tot hun verleden en dat van hun stad kunnen leren kennen.


Foto's van Highgate en mijn dagtripje naar het historische Salisbury:
http://www.facebook.com/album.php?aid=145415&id=284101658&l=816e4cfa0a

En, voor de liefhebbers, de uiterst herkenbare observervaties van een 'buitenlander' onder de Engelsen. In dit geval Ierse komiek Dara O'Briain:
http://www.guardian.co.uk/global/2009/oct/02/dara-obriain-england-football-london

woensdag 30 september 2009

Knop

Het kon ook niet meer lang duren. Toen ik van de week mijn zoveelste wandeling richting het sportcentrum in Tooting Bec maakte, werd ik tegemoetgetwinkeld en –geschitterd door een tiental middelgrote kerstdecoraties. Nu is de kerstafdeling in Harrod’s al open vanaf augustus en liggen de feestelijke mince pies alweer een paar weken bij de locale Sainsbury’s, maar wat de stadse kerstlichtjes betreft, is het een heel ander verhaal.

In de meeste Britse steden is het aansteken van de kerstversiering in een omvangrijke gebeurtenis. Op een doordeweekse avond in begin november, organiseren de meeste gemeentes een flinke fuif om het commerciële kerstseizoen in te luiden. Meestal wordt er een (semi-)beroemdheid aangesleept om op de uitbundig uitgedoste Knop des Lichts te drukken (zo heb ik onder andere de Rotterdamse/Scouse voetbalheld Dirk Kuyt op de Liverpoolse knop mogen zien drukken in 2006), waarna het centrum tot begin januari zal baden in licht en vaak smakeloze kersttoestanden. Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen: in de sjieke winkelstraten van Londen, zijn de straten stijlvol en gebalanceerd voorzien van seasonal pracht en praal. Wat voor ceremonie daarbij komt kijken, valt nog te bezien: voorlopig loopt Tooting flink vooruit op de andere metropoolse wijken.

Het meest komische is nog, dat dit deel van Upper Tooting Road voor 95% bestaat uit kleine ondernemers die absoluut geen kerst zullen vieren. Ik vraag me zelfs af of de meeste klanten van de halalslagers, winkels vol Indiase gewaden en oosterse delicatessenzaken wel echt iets hebben met het feest dat door de flikkerende straatversieringen wordt aangekondigd. En aangezien mijn cultuur me voorschrijft elke vorm van kerstdecoraties voor 6 december te weren, negeer ook ik de flitsende kerstmannen. In ieder geval tot er goed en wel op een knop is gedrukt.

dinsdag 29 september 2009

Honden en helder op de Heath

Zelfs een multinational is niet immuun voor een kink in de kabel. Even na vieren flikkerden de lichten in het kantoor en slaakten alle Coca Computers een diepe zucht, om vervolgens pontificaal te weigeren om nog enig teken van leven te vertonen. Hoewel ik van plan was door te werken tot hald zes, kregen we al snel de mededeling dat het vrij zinloos was om op het kantoor te blijven. Als een stel dolle schoolkinderen renden we de straten van Uxbridge op, waarna mij spontaan een lift werd aangeboden door twee collega's. De twee meiden carpoolen dagelijks naar Uxbridge, maar wonen, helaas helaas, in noord- en niet in zuid-Londen. Hadden huisgenoot en ik maar gekozen voor de krappe doch stijlvolle flat in Archway, dan had de carpooldienst vertalers een hoop tijd en geld bespaard.

Maar goed. Middagje noord-Londen is extra bijzonder als je er weinig komt. En als ik noord zeg, bedoel ik ook noord. Niet Camden, Angel of Kentish Town, maar de poepsjieke wijken rond Hampstead Heath, het ruwe natuurgebied bij Kenwood House (denk Notting Hill, de film) met een prachtig uitzicht over de Londense skyline (ik zou er bijna aan wennen). Bovendien reden we zowaar door de meest protserige straat die ik ooit heb mogen aanschouwen. Onpraktische kasten van huizen, villa na villa, met minstens drie auto's voor de deur. Kennelijk wonen George Michael en Spicegirl Geri in deze contrijen. En ik maar blij zijn met de drie soapacteurs en dubieuze Amerikaanse serie-actrice die ik tot nu toe heb gespot.

Uiteindelijk ben ik lekker gaan wandelen met collega Merry en diens hond op de Heath (heide), wat weer een wereld op zich bleek. Met een knagend gevoel van herkenning - 101 Dalmatiers, de Disney-versie - zag ik hoe baasje en hond op elkaar leken, hoe de hippe Londenaar het joggen met het uitlaten van hun viervoeter combineert en hoe de ruwe, heuvilge en prachtige Heath de meest stadse Londenaar - met uitzondering van een luid telefonerende zakenpief - doet denken dat hij of zij zich in de vrije natuur bevindt. Het enige dat je herinnert aan je ware locatie is die continue opdoemende skyline, die dan ook weer zo ver weg lijkt dat de stadse buitenmens een zucht der verrukking slaakt. Ver weg, in Uxbridge, sprongen de computers weer aan. Morgen weer een dag.

zaterdag 26 september 2009

Hollander en de heuvels.

Te Londen heeft de Nederlander het moeilijker dan men zou denken. En dan heb ik het specifiek over de fietsende voormalige inwoner van ons kikkerlandje, waar ik me onder mag rekenen. Vanmiddag begaf ik me vol enthousiasme richting Crystal Palace, waar ik met een aantal Britse vrienden afgesproken had om één van de laatste zonnige middagen met een picknickmand in het gras door te brengen. Na een week op en neer naar Uxbridge had ik verrassend genoeg geen goesting in het openbaar vervoer, en besloot ik mijn teerbeminde fietsje nog eens af te stoffen. Hoewel ik mijn trouwe tweewieler niet al te vaak van stal haal, geniet ik wel van fietsen in het Londense, zeker op zonnige zaterdagmiddagen als deze, en zeker op weg naar centrum: een drukke, toch prachtige en platte route.

Deze kant was ik echter nog nooit heengefietst. Aangezien ik het kristallen paleis - niet de locatie van de allereerste wereldexpositie in 1851, maar wel de plek waar de Victorianen het enorme glazen complex naartoe verhuisden omdat ze na het grenzeloze succesvolle gebeuren in Hyde Park maar geen vaarwel konden zeggen, en waar het vervolgens in 1936 afbrandde - al menig maal op locale bussen had zien staan, kon het niet al te ver zijn, zo was mijn redenatie.

En ik had gelijk. Op het internet vond ik al snel een geschikte route. Als onderdeel van een enorm project dat het aantal tweewielers in de metropool omhoog moet doen schieten, heeft het kantoor van burgemeester Boris Johnson (het overkoepelende gemeentehuis) een website gelanceerd waarop je gemakkelijk fietsroutes kunt plannen door de stad. Deze Cycle Journey Planner vertelde mij doodleuk dat ik deze afstand wel in een halfuurtje zou kunnen trappen, terwijl de bus een vol uur over dezelfde reis zou doen.

Dankjewel Boris. Prima route, prachtig stukje Londen, lekker weer en geen lekke banden of losse zadels. Helaas. Ik kwam zover als Streatham, toen ik zowaar gedwongen werd de fietstour halverwege te voet voor te zetten. Geen heuvels maar bergen. Ik weet niet waarom de gemiddelde Nederlandse expat er zo op staat een fiets aan te schaffen: een stukje heimwee, een snufje patriotisme en een flinke scheut kneuterigheid wellicht. In mijn geval was het ook nog van belang dat de fiets een Hollands tintje had: geen semi-sportieve mountainbike maar een hoge damesfiets geschikt voor een lange Nederlandse jonge vrouw. Helaas kun je de fiets naar Engeland halen, maar het landschap niet.

Na twee uur dwalen en klimmen kwam ik dan eindelijk aan bij het afgesproken park, wat overigens prachtig was. De fundamenten van het paleis waren nog zichtbaar en de hoge locatie maakte de plek bijzonder mooi. Zelfs de forse zadelpijn en zere kuiten konden het majestueuze uitzicht over de Londense skyline niet verpesten. Één ding moet ik immers wel toegeven: voor de gemiddelde Nederlander is een mooi uitzicht even uitzonderlijk als het beklimmen van stadse bergen.

donderdag 24 september 2009

Verdwaald in vertaling.

Zoals ze dat hier zeggen. Al een week lang dwaal ik van Gedragscode tot cursus Coaching for Results, en hoewel het vertalen van deze bedrijfsbijbels me aardig gemakkelijk afgaat, verbaas ik me steeds meer over de inhoud van de stukken die de gemiddelde ambitieuze Coca man of vrouw tot zich dient te nemen. De gemiddelde frisdrankmanager moet immers verteld worden dat het accepteren van steekpenningen uit den boze is, en moet zich bij het coachen van zijn medewerkers raad weten met de driftkikker van het team: "Hoe reageert het team als je jouw stem verheft?" Het enige waar ik me nu nog zorgen over maak is dat ik mijn twee projecten per abuis door elkaar heen hussel, en steekpenningen bij Coca-Cola opeens verheven worden tot effectief coachmiddel.

Ik overdrijf. De documenten die ik dagelijks voor ogen krijg zijn vrij standaard, ik ben enkel te groen inzake bedrijfsjargon om al lezende het kaf van het koren te scheiden, en de enkele nuttige benulligheden uit deze gidsjes en cursussen te filteren. Verdwaald zal ik nog wel even blijven, maar ondertussen maak ik me maar wat bekwamer in het vocabulaire der managers en coaches en de zakelijke taalkunde. Flesje gratis cola erbij en ik leun tevreden achterover. Vandaag zit er weer op, zo lekker shoppen for Results.

dinsdag 22 september 2009

Lee(s) uit Londen

Hoewel ik van de middag de tube brei-vuurdoop heb ondergaan, en dit me - ondanks het feit dat de hobbelige Picadilly line het je wel heel moeilijk maakt om geen steken te laten vallen -uiterst goed beviel, blijft het boek toch veruit de meest ideale metgezel op de dagelijkse metroreis. Dat geldt overigens niet alleen voor mij, maar voor de meerderheid van de Londenaars in de ochtendspits.

Brits leesgedrag blijft toch één van de meest intigrerende fenomenen van dit volk. In Nederland is lang niet iedereen zo belezen als de gemiddelde Engelsman: in Nederland houdt men van lezen of niet, leest men af en toe een Karin Slaughter of slaat men alleen een boek open aan het zwembad op vakantie. En dan zijn er natuurlijk de echte boekenwormen. In Groot-Brittannië is dat echter anders. Hier leest namelijk iedereen: alle lagen van de bevolking zijn op weg naar hun werk verdiept in boek of krant. Iemand die in Nederland niet zo gauw een boek zou openslaan leest hier de autobiografie van Jordan of Paris Hilton. Verder zie je ook veel thrillers en geschiedkundige werken. Soms is het best leuk om de persoon af te lezen aan het romannetje waar hij of zij star de ogen op gericht houdt. Vanmiddag, halverwege Uxbridge en Green Park, ontdekte ik een leuke jongen verstopt achter een boek. Het duurde me even om te realiseren dat het een Nederlands werk betrof: mooie lange mannen zijn nou eenmaal meestal geen Britten.

Maar goed. Daar zit je dan elke ochtend in een coupé vol lezende Engelsen. Mijn nieuwe boek heet 'Wedlock', een geschiedkundig werk over een achtiende-eeuwse Londense jongedame van adel die in een vals huwelijk werd gelokt, maar kennelijk haar mannetje stond. Wat zouden mensen aflezen aan mijn literaire kost? Op zoek naar een lange Brit om hem vervolgens clandestien naar het altaar te lokken? Ik dacht het wel.


Voor de liefhebbers: hier een link met de foto's van mijn zomer in Londen, met foto's van mijn fietstocht door het centrum, de concerten van de Wombats en Holloways (gister die laatste), bezoek aan de BBC studio met Sarah, aan het Victoria & Albert museum, onze nieuwe huiselijke gezelligheid en, om maar bij het boekenthema te blijven, mijn literaire wandeling door sjiek west-Londens Chelsea afgelopen zondag (dankjewel voor het leuke boek Mariek!). En oh ja, foto's van verschrikking Aldershot en nieuwe werkplek te Uxbridge! En bewijs dat Coca Cola mijn naam niet kan spellen..

http://www.facebook.com/album.php?aid=144484&id=284101658&l=7f6a696d18

zondag 20 september 2009

When I get to Warwick Avenuee..

Gisteren was er sprake van een uiterst zeldzame situatie: huisgenootje Nicky, wiens baantje als serveerster in een barbeque/carnivoor-eettoko in Clapham haar normaliter van elk weekend berooft, had zomaar de zaterdavond vrij gekregen. We waren de ganze week al zo enthousiast over dit feit dat, toen puntje bij paaltje kwam, we ons realiseerden dat we helemaal niet wisten wat we aanmoesten met deze weelde van weekendse liberté. Zoals ik deze week al gemerkt had tijdens mijn onverwachte driedaagse vakantie, is midden-september hier net zo'n tussenperiode van niks, wanneer mensen of late vakanties nemen, of net nog even bij hun ouders zitten alvorens de universiteiten weer beginnen - pas in Oktober in de meeste gevallen, zeer beschamend.

Goed, wij tweetjes moesten deze avond maar alleen laten slagen. Geen probleem. Londen behoort immers tot de meest veelbewogen steden in Europa, en er zijn altijd honderd mogelijkheden voor een plezierige avond te bedenken. Wat jammer dat Marieke en Stijn ons in midden-Augustus met een bezoek hebben vereerd, en niet later. Nu alle comedy weer terug is uit het wereldberoemde festival te Edinburgh, is de Engelse hoofdstad weer rijk aan professionele grappenmakers. Na goedkeuring van Nicky's broer, die zelf in de biz zit, besloten we een door het nieuws geïnspireerde muzikale komedie-show te Noord-West Londen te bezoeken.

Allereerst was dit een door mij tot op heden onbetreden stukje Londonium, en wederom zo anders en sfeervol dat het mij weer eens deed uitroepen dat ik maar geen genoeg kan krijgen van het leven in deze stad. De wijk - metrostop Warwick Avenue, dichtbij Paddington Station en bekend van het hoogstens irritante nummer gezongen door ene Duffy - was traditioneel West-Londens sjiek, maar had bovendien een zeker gevoel van mystiek over zich dat het beste te omschrijven is door de boeken van Arthur Conan Doyle erbij te betrekken. In andere woorden, ik anticipeerde niet alleen statige koetsen en alerte bobbies, ik verwachtte ook elk moment tegen een zekere Sherlock Holmes op te botsen.

Terug naar de entertainment in kwestie. De locatie was één van die weldadige negentiendeeeuwse woonhuizen, smaakvol omgebouwd tot café in vintage-Victoriaanse stijl. Het voelde alsof we onze hippe drankjes in iemand's huiskamer aan het drinken waren. De trap in de gang leidde ons naar een piepklein theatertje, waar Nicky en ik ons tussen stoelen en tafels in onze krappe zitplaatsen dienden te wringen. De voorstelling begon al snel, en was scherp, veelzijdig en zeer vermakend. Met een aantal steengoede imitaties had het nogal wat weg van Kopspijkers, maar dan met veel muziek en met hele korte sketches en ommeunig snelle komstuumwisselingen. Het enige minpuntje was wellicht dat deze mitrailleur aan grollen erg snel gedaan leek: een iets langere show met een pauze ertussen had wellicht de voorkeur gehad. Al met al was het echter een zeer vermakelijke avond. Nog even gebleven om na te kletsen en te genieten van wat wel eens één van de laatste aangenaam warme avonden in het Engelse van dit jaar zal kunnen zijn geweest - daar zit je dan met je nieuwe winterjas - en toen weer te Tooting met de laatste tube.

Nu nog kijken wat te doen met de zondag. Zwemmen of fietsen? Een leven in de Britse hoofdstad is een leven vol dilemmas. Ach ende wee.

vrijdag 18 september 2009

Geniale eerste dag.

Was het de taart en Ferrero Rocher? Of wellicht de gratis Coca Cola in flitsend nieuwe frisdrankautomaten en best aardige koffie? Het werk dat ook echt leuk en uitdagend is? De lieve collega's en de goede sfeer? Het schattige en bruisende stadje Uxbridge dat wel het tegenovergestelde van verschrikking Aldershot genoemd kan worden? Het feit dat ik me ook werkelijk in Londen bevond? De lekkere en spotgoedkope lunch in de kantine? Het feit dat ik vroeg weg mocht omdat het mijn eerste dag was en wel 'bekaf zou zijn van alle informatie en indrukken'?

Geen idee, maar de eerste dag was een denderend succes.

De eerstgenoemde zoete zondes waren overigens aanwezig omdat het mijn eerste en de laatste dag van een Nederlandse collega was, en zijn dus niet een dagelijks gevaar. De gratis diet coke en de lekkere goedkope middagmaaltijd overigens wel. Het enige minpunt blijft de flinke treinreis (1,5 uur heen en terug) maar met een goed boek en een breiwerkje (breiwinkeltje in Uxbridge!) moet daar wel mee te leven zijn. Vanmiddag meteen indruk gemaakt op een wildvreemde, door te vertellen dat de twee lastige lege flesjes in mijn volle tas te wijten waren aan get feit dat ik voor Coca Cola werk. I'm loving it. Oh nee, dat was die andere..

donderdag 17 september 2009

Gezellig.

Het is misschien een Nederlands cliche, maar het het voelbaar naderende najaar en zijn kortere nachten wordt Londen met de dag gezelliger. Het is duidelijk merkbaar dat deze stad gemaakt is voor dikke jassen en winterweer. Aangezien dat laatste vast niet al te lang op zich laat wachten, en ik stom genoeg was om mijn zomerjas aan de Goudse kapstok te laten hangen, werd het (zoals ik al genoemd had bedenk ik me net) tijd om de kersverse herftcollecties af te struinen op zoek naar een winterse mantel. Deze missie leverde ook een prachtige paarse jurk van Laura Ashley op, en een paar stijlvolle stappertjes van 'schoenengigant' Evans. Helemaal klaar voor mijn eerste dag Coca Cola!

Het grootste voordeel van buitenkou is overigens dat het binnen een stuk sfeervoller wordt. Met een nieuwe staande lamp, kaarsjes op tafel en spiegels en schilderijen (en Hollandse geschiedenisprenten) aan de muren is ons Tootings paleisje praktisch klaar voor het naderende seizoen der lichtjes en gezelligheid. Alleen nog een schemerlampje voor op het nog in elkaar te zetten nachtkastje en klaar is kees. Wellicht dat ik dit weekend de breinaalden weer eens afstof en op zoek ga naar Londen's beste wolwinkel. Ik zie het al voor me: met een breiwerkje op schoot wordt de dagelijkse tube-reis hopelijk even 'Hollands' gezellig als ons teerbemind flatje.

woensdag 16 september 2009

Ontspannen in de Witte Stad.

Nee hoor, geen witte herfst hier in het Londense: White City is de naam van een metrostation in het westen van de stad. Sinds van de week heeft deze buurt de nummer één voorkeur voor een regenachtige vrije middag (die, zoals menig Londenaar me al heeft duidelijk gemaakt, een stuk vaker voorkomen dan ik tot nu toe gewend ben deze (na)zomer). Westfield Shopping Centre is meen ik het grootste overdekte winkelcentrum in hartje Londen, maar, nog veel belangrijker, ligt pal naast de voornaamste studio's en productiegebouwen van de fameuze BBC. Wat is er dus beter dan een middagje beroemde britten spotten, terwijl je lekker rustig de winkels kunt afstruinen? In mijn geval was het succes van het celeb spotting karig, maar zeker niet onbetekend. Enthousiast zag ik dat John Barrowman, één van Anouk en mijn helden, bekend van Doctor Who en nog veel meer, woensdag boeken zou signeren. Na overenthousiaste smsjes tussen mij en mijn zuster was ik vanzelfsprekend enigszins teleurgesteld dat, toen ik vandaag mijzelf voor een tweede keer richting Witte Stad begaf, ik erachter kwam dat dit pas volgende week woensdag betrof: wanneer ik al lang en breed tot over mijn oren in het coca cola vertaalwerk zal zitten. Al gauw was dit leed echter verzacht door een ander beroemd hoofd dat voorbij kwam zeilen: Robert Webb, één van de heren van razend populaire comedyserie Peep Show, had ook besloten om wat tijd te doden te Westfield. Derde celeb in drie maanden, weehee!

Is het erg duidelijk dat ik niet goed weet wat ik met de enorme luxe van drie vrije dagen moet beginnen? Ik hoefde mijn laatste week toch niet af te maken, en de datum voor Coca Cola was al gezet op vrijdag. Gister en vandaag heb ik als een gek de stad afgestruind, gedeeltelijk vanwege de winterjas-missie, die dramatisch genoeg - na een dag lang winkel in winkel uit in het centrum - in de boetiek om de hoek hier ten einde kwam. Nu maar enorm genieten van die laatste vrije dag: er staat alleen een reunie met mijn goede vriendin Hayley op het programma. Voor de rest maar lekker rustig aan doen, of is dat zonde van een kostbare vrije dag? Ik ervaar nog steeds een constant knagen dat ik elke dag, elk uur, elke minuut in het Londense optimaal moet benutten. Hmm, misschien dat ik me toch eindelijk eens ga storten op de nachtkast-missie. Ook ontspannend.

maandag 14 september 2009

'Pop' en de muze.

Coca cola wil me. Jawel. De frisdrankgigant heeft me in zijn kapitalistische klauwen. Nog drie dagen, en dan is het van Hampshire naar Noord-West Londen, van telefoneren naar vertalen, van proactive marketing naar always coca colaaa. Heerlijk. Nog steeds vroeg op en nog steeds vijf dagen in de week negen tot vijf, maar niet meer bellen, en eindelijk iets leuks en uitdagends op het program! Als het goed is ben ik gegarandeerd in dienst tot kerst (minstens). Mijn gedachten dwalen naar de alom bekende kerstreclame en hoe veelbelovend de (voor Engelsen zo belangrijke) office christmas party wel niet zal zijn. Ik ben blij.

Al zwervend door Oxford Street, op zoek naar een gepaste beloning, kwam ik langs muziekgigant HMV, die massaal het uitbrengen van het nieuwe album van mijn oude liefde muse adverteerde. Mijn gedachten gingen terug naar een vluchtig bezoek aan Londen in 2003 (tijdens Marieke's verblijf in Nottingham), wanneer ik hoopvol op zoek ging naar alles muzigs wat ik maar kon vinden: van tijdschrift tot poster, plaat tot opnaaibadge. Hoewel mijn liefde van vroeger inmiddels goed en wel is uitgedoofd, en ik de verkoopdatum van hun komende stadiumtour zonder aarzelen voorbij heb laten komen, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om hun nieuwe, zesde album niet aan mijn oude collectie toe te voegen.

The Resistance dus. Heerlijk bombastisch, heerlijk muse. Morgen lekker mee in de trein op weg naar de drie-na-laatste dag Aldershot, samen met de geweldige debuutroman van Stephen Fry uit 1991 die ik op het moment aan het verslinden ben. Nu al zin in die 1,5 uur richting Uxbridge vanaf vrijdag: met een beetje verzet uit muzikale hoek zijn ook de morele bezwaren tegen het werken voor een soft drink gigant al snel peanuts.

zondag 13 september 2009

De flâneur.

Dickens stond er bekend om. Al wandelend in Londen observeerde hij dames en heren, hoeren en schoffies, en tekende deze op in zijn fameuze sketches. Dit deed hij het liefst tijdens de nachtelijke uren, wanneer de metropolitan onderwereld gedeeltelijk uit de schaduw stapte en het sfeervolle licht van Victoriaanse straatlantaarns betrad. De Dickens-deskundige aan de Universiteit van Manchester, Professor Jeremy Tambling, verbond de schrijver's fascinatie met wandelen en observeren met het Franse begrip de flâneur. Sinds ik mij nu dagelijks bevind in de stad die ooit dagelijks blootgesteld was aan de observaties van Dickens en vele van zijn door mij bewonderde tijdgenoten, heb ook ik getracht het 'flaneren' in de praktijk te brengen - overigens met deze passieve Franse en dus niet in de actieve Nederlanse betekenis (dat laatste in het Engels: 'to parade'). Helaas word ik enigszins geremd wat betreft het nachtelijke element van deze techniek, aangezien de Londense schaduwen en donkere steegjes - ondanks de aanwezigheid van vele, vele CCTV-cameras - nog altijd vele gruwelen lijken te herbergen.

Mij bewust van de grenzen aan het grenzeloos zwerven en kijken, flaneerde ik dit weekend door een aantal Londense wijken. Na een mislukte poging mij uit te geven voor flâneur in de zuid-Londense IKEA op vrijdagavond - als enkel het aanbod van een Full English in het Zweedse restaurant je het gevoel doet geven dat je je überhaubt in het Engelse bevindt, valt er, met de uitzondering van een enkele hysterische Britse kleuter, weinig te observeren op cultureel-nationaal vlak. Lang leve de globalisering! - bevond ik me op zaterdag respectievelijk in Steatham (zuid), Angel, Holloway en Camden (noord).

Zoals ik al eerder heb genoemd, is de north-south divide in de hoofdstad al bijna even significant als in Engeland zelf. Liever gezegd, de noord-zuid-oost-west verdeling, want elk van de vier, hoewel onderverdeeld in op zichzelf karakterestieke onderdelen, ademt zijn unieke eigen sfeer. Van oost heb ik nog te weinig gezien om echt een oordeel te kunnen vellen (denk Jack the Ripper, multi-culti markt met gestolen fietsen op Brick Lane, een mix van jonge hipheid en oude armoede, maar ik ga nog op onderzoek uit, dus pin me er niet op vast), maar west wordt duidelijk overheerst door statige witte en rode Victoriaanse gebouwen, sjieke parken, ambassades, hotels en restaurants. Noord heeft eenzelfde sjiekheid, maar is, net als zuid, moeilijker te definiëren en chaotischer onderverdeeld. Angel is sjiek, Holloway (denk Arsenal) shabby. Camden is het best te typeren als het Amsterdamse Waterlooplein, maar dan uitgestrekt over een hele wijk, met een overdaad aan hippe tieners en twenty-somethings, en tal van pubs en bars waar de geur van muffe oude rockers toch net iets te veel overheerst. Toch kan ik er ook nog steeds van genieten, en is het ook de plek om zomaar bekende bands te zien spelen in piepkleine zaaltjes, of veelbelovend talent te ontdekken tijdens één van de vele open mike nights. Bovendien is het 'mensen kijken' hoogstens interessant.

Zeer geschikt (en veilig) terrein voor de flâneur dus, vooral op zaterdagavond. In tegenstelling tot vele andere Britse uitgaansgebieden zijn de straten niet tot de nok toe gevuld met schaarsgeklede vrouwelijk schoon en vomerende jonge mannen. Integendeel, de meeste jongelui zijn veel te trendy om dronken te zijn. Er wordt geflaneerd, maar dan in de Nederlandse zin van het woord: de flâneur kijkt, de Camdenaar flaneert. Na een aantal pubs en muziekgelegenheden ingetuurd te hebben en de nachtelijke gang van noord-londense modebewustelingen met plezier gade geslagen te hebben, vluchtte ik daarom enigszins vermoeid de locale bioscoop in, waar ik de verfilming van Wilde's The Picture of Dorian Gray bekeek. Zelden heb ik zo genoten van een visueel rijkelijke interpretatie van negentiende-eeuws Londen. Wat ontzettend heerlijk dat ik dagelijks mag flaneren in deze stad, waar velen dit voor mij deden. Dit inspireert tot lezen, denken, schrijven, en natuurlijk tot grofweg genieten. Wat geeft het dat de straatkinderen van toen nu in een uniform van strakke broek, dikke bril en wollen vest gekleed gaan? Die taxi is gewoon een koets voor mij, en, nog te vroeg voor de nacht-(omni)bus, begaf ik me weer richting het zuiden. Met de metro ja, want daar flaneerden de Victorianen ook al.