donderdag 15 april 2010

De fictionele kiezer

Primeur van ongekende hoogte in de Britse politiek: gisteravond vond er, voor het eerst in de geschiedenis van het land, een verkiezingsdebat plaats tussen de leiders van de grootste politieke partijen, dat live uitgezonden werd door heel Groot-Brittannië. De afgelopen decennia zijn dergelijke concepten hier immer versleten als 'Amerikaans' en 'een on-Britse populariteitswedstrijd'. Soms riep een enkele partijleider op tot een dergelijke confrontatie, maar nooit werd de uitdaging door de ander geaccepteerd. Dit is echter de tijd waarin unieke welbespraaktheid en toepraakverve een zwarte man president van Amerika heeft kunnen maken, en de Britse politici weten dat maar al te goed. Bovendien valt er, na het bonnetjesschandaal, een hoop goed te maken met de mensen in het land. De kloof tussen de politiek en het volk is na alle gebeurtenissen enorm, zeker in een land waar politici sowieso op weinig vertrouwen kunnen rekenen. Mensen zouden het waarderen, juist omdat een dergelijk debat de twee grootste leiders zo kwetsbaar doet opstellen: Brown als non-charismatisch spreker, die dertien jaar beleid te verantwoorden heeft, en Cameron, die zijn voorsprong in de peilingen riskeert, door zich door een goed geïnformeerde econoom aan te laten vallen op de holle beloften waarmee de partij de verkiezingen tracht te winnen. Alleen 'kleine' Clegg, leider van de Liberaal Democraten, kon door zijn comfortable underdogpositie ongehinderd in zijn nopjes zijn over dit nieuwe fenomeen in de Britse politiek.

Toch was de immer wantrouwende Britse kiezer erg geneigd om het TV-debat van tevoren al in twijfel te trekken. Er is de afgelopen weken veel gediscussieerd over de format van het debat, dat maar liefst aan 76 regels onderworpen werd. Zo mocht het studiopubliek geen voorkeur of afkeur ten opzichte van de kandidaten laten horen, en werden vooraf gescreende vragen door mensen op de tribune gesteld. Ik vraag me dan ook af of wat er gisteren te zien was de Brit daadwerkelijk dichterbij de politiek heeft gebracht. Al eeuwen wordt er in het Lagerhuis met veel bombarie en spontaniteit over politieke kwesties gedebatteerd. Het vragenuurtje van de premier is elke woensdagmiddag een kijkje waard, alleen al om politici zo vol overtuiging de confrontatie met elkaar aan te zien gaan. Tijdens het 'debat' van gisteravond, keken de heren echter voornamelijk strak de camera in, wat op mij juist intimiderend en vervreemdend overkwam. Bovendien had een gewiekste journalist de leiders veel meer op de proef kunnen stellen, en hen minder kans gegeven om ons met clichés om de oren te slaan. In plaats daarvan moest een gearrangeerd studiopubliek, evenals bij het populaire Question Time van de BBC, dat de unieke kans kreeg om politici direct te ondervragen, maar even symbool staan voor hoe dicht de kiezers bij hun leiders staan. In hoeverre de Britse stemmer deze farce kan waarderen, is echter de vraag.

Stijl en systeem daargelaten, was het een interessante anderhalf uur televisie - alleen al om een dergelijke tijdspan op de commerciële ITV door te brengen zonder ook maar één keer door reclames lastig te worden gevallen. Zowel linkse als rechte kranten roepen Liberal Democrat leader Nick Clegg vanmorgen unaniem tot winnaar uit, al leggen sommige kranten meer nadruk op het 'verlies' van Gordon Brown dan anderen. Clegg wist helder uit de hoek te komen door zich als werkelijk alternatief voor de twee 'oude' partijen - iedereen schijnt de negentiende eeuw van Whigs en Tories vergeten te hebben - te bestempelen. Toch vond ik dat Brown het vrij aardig deed: iedereen ging ervan uit dat de stotterende premier bleek af zou steken tegenover een Cameroniaans charmeoffensief. Brown viel Cameron echter voortdurend scherp aan - inclusief oogcontact - en wist meerdere malen het schrikbeeld van de 80s Tory op te roepen. Zo nu en dan werd Gordon iets wat te enthousiast, en opmerkingen over dat het debat geen X-Factor was en dat de conservatieve postercampagnes hem mooie publiciteit gaven rolden dan ook met iets minder gemak van de tong dan de bedoeling was.

Interessant experiment, maar toch tevens ook een storende herinnering aan de aard van de Britse politiek. Zoveel mensen er voor spek en bonen in het publiek zaten, zoveel 'echte mensen in het land' werden er door de politici zelf aangehaald. Een vriendin van mij merkte op dat David Cameron alle handjes van Engeland kennelijk geschud heeft de afgelopen week. Maar hier waren de heren alledrie schuldig aan: "Ik was van de week in een ziekenhuis/fabriek/bejaardentehuis/school/gemeentereiniging/politiebureau/brandweerkazerne/bibliotheek/zwembad/buurthuis/trein/bus/metro/legerkazerne/circus, en daar ontmoette ik een hardwerkende man/vrouw met twee kinderen, {naam invoegen} , en wat hij/zij mij toch vertelde, schandalig! Zo kan het echt niet langer!"

Wil de Britse stemmer echt dat er liever met de fictieve burger gepraat wordt dan met de echte? Dat jan-met-de-pet hen een prangende vraag mag stellen, maar een kritische journalist als Jeremy Paxman angstvallig door de twee grote leiders wordt vermeden? Dat politiek met passie (here here!) in het Lagerhuis blijft, en dat je genoegen moet nemen met een gespindokterd toneelspel, waarbij de je als kiezer erop moet toezien hoe er een Fictionele Kiezer, gemaakt en gepolijst door de partijen, op gelijke hoogte met de leiders wordt geplaatst. Dit debat mocht dan wel een vuurdoop zijn wat betreft openheid in de Britse politiek, maar qua echte transparantie in de politiek heeft dit land heeft nog een lange weg te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten