De onwetende Hollander die eind oktober, begin november langs de BBC zapt, zal wellicht paf staan door de plastic- en papieren klaproosjes die de dure maatpakken van komieken, nieuwslezers en politici sieren. Elke milde anglofiel kent de oorsprong van deze decoraties, maar wie hierover nog in het donker tast, moet weten dat een Canadese luitenant ooit de volgende regels schreef:
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row
Graf na graf na graf van gevallenen in de Great War (ons beter bekend als de Eerste Wereldoorlog) werd destijds gesierd door deze treurige, kortstondige bloempjes, en vandaar dat Brit na Brit na Brit nog steeds elk jaar een week of twee een poppy op zijn of haar jas spelt. De roos houdt geen verband met politieke of religieuze achtergrond, en is voor vele mensen in functie een standaard verplichting, een standaard eerbetoging aan iedereen die ooit voor het vaderland heeft gevochten. Om maar een voorbeeld te geven, de populaire nieuwslezer John Snow van het Channel 4 news kreeg twee jaar terug het halve land over zich heen toen hoe weigerde om een poppy te dragen tijdens de uitzending, omdat hij als nieuwslezer compleet neutraal over wilde komen. Hij draagt er overigens nog steeds geen.
Poppies kun je overal oppikken: van een vrouw met een collectebus bij Tooting Broadway station, tot een mandje in je locale pub tot een vergeten stapeltje bij de portier van het Coca Cola-gebouw. Het idee is hetzelfde: je doneert een pond in de collectebus, wat het fonds voor veteranen te goede zal komen, en je krijgt het geval toegereikt: een plastic 'steeltje' en hart met een papieren rode bloem en groen blaadje, met speld. Dit is de eerste uitdaging van de integrerende pseudo-Brit: je ontvangt geen veiligheidsspeld, maar een gewone metalen pinnetje, dat je op onduidelijke wijze door het roosje dient te jassen. Als dit eenmaal min of meer is gelukt - twee jaar terug in Manchester, zat er na een halve dag alleen nog maar een speld door mijn jas, en geen poppy - is je belangrijkste taak om de klaproos presentabel te houden tot Remembrance Day (11 november). Aangezien het grotendeels papieren geval zich meestal op de winterjas van de Engelsman bevindt - die ins tube nogal wel eens aan en uit moet, en dat tijdens een Londense natte herfst - is het merendeel van de poppies na een week, zoals de Engelsen het zeggen, in a bit of a state.
Na nauwkeurige observatie ben ik er vandaag echter achter gekomen dat er een aantal groepen is dat met grote zorg zijn roosje beschermt tegen weer en wind:
- De eerste groep is de ouderen, die een nog iets betere herinnering hebben van oorlog en opoffering, en de poppy-loze jeugd vuil aanstaren alsof ze willen zeggen: wij hebben voor jou gevochten en jij kunt niet eens een lullig klaproosje op je hoodie spelden. Om dan maar niet te noemen dat het merendeel van deze leeftijdscategorie de Tweede Wereldoorlog in box of kinderwagen heeft doorgebracht.
- Dan is er de hoge pief. Niet alleen politici en nieuwslezers, elke vertegenwoordiger van bedrijf, organisatie of firma laat duidelijk zien dat zijn (Britse) hart op de goede plek zit: daar waar zijn kreukloze poppy keurig in op zijn dure jasje is gespeld.
- De modieuze en hippe jongedame, die het rood en groen feilloos in haar outfit heeft verwerkt. Zou zij ook op een zekere zondagmorgen staan koukleumen tussen de kransenleggende veteranen?
Dat brengt me toch wel tot de betekenis van de herinneringsklaproos. Voor het eerst sinds jaren sta ik niet vooraan om de eerste poppy van het seizoen te bemachtigen. Op de een of andere manier heeft Londen me van dit stukje ongefundeerde anglomanie genezen. Deze stad leeft veel meer met politiek en actualiteit, en het verbaast me dus ook niet dat er een stuk minder poppies in het metropoolse straatbeeld te zien zijn. Afgelopen zaterdag wandelde ik op weg naar Oxford Street langs Hyde Park, waar een luidruchtige demonstratie tegen de Britse aanwezigheid in Afghanistan gaande was. Ik schuil me zeker niet vierkant achter de roep om onmiddellijke terugtrekking, maar worstel wel zeker met de kwestie. Eens in de zoveel tijd wordt er weer bericht gemaakt van een gevallen Britse soldaat in Afghanistan, wiens kist dan door het door poppies bestookte dorpje Wootton Bassett wordt geleid. De roos is dan ook voor alle veteranen: van 1918 tot 2009.
De klaproos betuigt dus niet alleen respect voor lang geleden maar toont ook verering van de daden van het heden. Dan ben je toch weer een buitenstaander die zich niet honderd procent comfortabel voelt bij het uitdragen van dit oer-Britse symbool. Dan maar de boze blikken van bejaarde Britten. Voor het eerst sinds jaren denk ik dus dat ik oktober roosloos over laat lopen in november, en mijn modieuze inspanningen maar ga concentreren op mijn Halloweenkostuum voor aanstaande zaterdag. Tenzij je verkleden als negentiende-eeuwse gifmengster ook niet getuigt van respect voor het verleden natuurlijk.
Guardian 05/11, leider van de conservatieven David Cameron in de tube: "Cameron, with his polished shoes, pristine white shirt and perfect poppy, looks like a waxwork exhibit who has just been airlifted into position, rather than a man required to fight his way through crowded streets, platforms and turnstiles as the plebs do. Why they didn't just prop him up by the door in a glass case labelled 'Unpack in rarefied atmosphere only' I don't know." Lucy Mangan
dinsdag 27 oktober 2009
zaterdag 24 oktober 2009
Ode aan Oost-Londen (deel 1)
De rust van 'mijn' Zuid-Londen heb ik al meerdere malen weten te waarderen. Veel van de statige en gepolijste buurten van West-Londen zijn al door mij bewandeld. Genoten heb ik al vaak, van de extremen van Noord-Londen (rijk/arm, altos/kakkers, smerig/sjiek). Er is echter één windrichting in het Londense die tot nu toe zwaar door mij verwaarloosd is: het niet zo verre Oosten.
Mijn enige bezoekje aan het oosten van de stad was tot nu toe een zondagmiddagse fietstocht naar de beroemde zondagmiddagse markt op Brick Lane in de zomer. Aangezien deze markt volgens velen de infameuze locatie zou zijn waar men het overgrote deel van Londen's gestolen tweewielers tracht te verkopen, durfde ik mijn fietsje destijds nergens in de buurt vast te ketenen. Met de fiets aan de hand genoot ik evenwel van het gedruis, de aroma's van de oosterse eetkraampjes, het palet aan mensen dat voorbij kwam zetten en de uitzonderlijke sfeer die ik op andere Londense markten nog niet was tegengekomen.
Een grondige ontdekkingstocht kan ik dit zondags bezoekje echter niet noemen. Aangezien ik toentertijd gedwongen was menig interessant uitziend boetiekje aan mijn neus voorbij te laten gaan, had ik het al een tijdje in mijn achterhoofd om Brick Lane opnieuw te bezoeken, ditmaal zonder fiets. Na vanmiddag koffie te hebben gedronken met een vriend in het centrum, besloot ik zomaar om een oostwaardse metro te nemen om de laatste middaguren te Brick Lane te besteden. Toen ik op Liverpool Station moest overstappen, en het me toch iets te lang duurde voordat er een Hammersmith & City Line richting Whitechapel zou komen, bedacht ik me dat ik dit deel van de stad nog helemaal nooit had mogen aanschouwen. Ik draaide me om, liep richting het station en werd meteen beloond voor mijn nieuwsgierigheid: het karaktervolle Liverpool Street station bleek een negentiende-eeuwse treat op zich.
Eenmaal buiten, zag ik bordjes richting Spitalfields Market. De wandeling die hierop volgde deed mijn anglofiele hart nogmaals sneller kloppen. De unieke kenmerken van Oost-Londen zijn moeilijk uit te leggen, maar het komt neer op een uitzonderlijke combinatie van rauwe geschiedenis en glimmende moderniteit. De kenmerkende gherkin (augurk) steekt, samen met een aantal andere hoge kantoorgebouwen, overal zichtbaar boven de huizen uit. Die huizen zijn echter kenmerkend antiek: smalle straatjes, lantaarntjes en karakterstieke pubs. Pakhuizen zijn omgebouwd tot hippe bars, oude Victorian shop fronts herbergen tweedehands kledingzaken, excentrieke restaurants en gallerieën.
Spitalfields Market bleek echter nog de grootste verrassing. Een enorme doch sfeervolle negentiende-eeuwse constructie, omringd door uiterst gezellige winkeltjes en cafeetjes. Het was niet eens een marktdag, en toch was de buurt bijzonder bruisend. Een paar straten verder stuitte ik al op Brick Lane Market: een route gemarkeerd door meer gezellige winkeltjes, marktjes en eetgelegenheden. Het was warempel te veel voor een namiddag winkelen. Niet gevreesd, I'll be back. En deze keer bereid ik me goed voor. Een boek over de geschiedenis van de meest beruchte straat van Londen (vlakbij Spitalfields, Jack the R. territory) uit de East London Book Shop rijker, zorg ik de volgende keer dat ik iets meer weet over wat er achter deze fascinerende Oost-Londense straten schuilt. Op een marktdag natuurlijk.
Mijn enige bezoekje aan het oosten van de stad was tot nu toe een zondagmiddagse fietstocht naar de beroemde zondagmiddagse markt op Brick Lane in de zomer. Aangezien deze markt volgens velen de infameuze locatie zou zijn waar men het overgrote deel van Londen's gestolen tweewielers tracht te verkopen, durfde ik mijn fietsje destijds nergens in de buurt vast te ketenen. Met de fiets aan de hand genoot ik evenwel van het gedruis, de aroma's van de oosterse eetkraampjes, het palet aan mensen dat voorbij kwam zetten en de uitzonderlijke sfeer die ik op andere Londense markten nog niet was tegengekomen.
Een grondige ontdekkingstocht kan ik dit zondags bezoekje echter niet noemen. Aangezien ik toentertijd gedwongen was menig interessant uitziend boetiekje aan mijn neus voorbij te laten gaan, had ik het al een tijdje in mijn achterhoofd om Brick Lane opnieuw te bezoeken, ditmaal zonder fiets. Na vanmiddag koffie te hebben gedronken met een vriend in het centrum, besloot ik zomaar om een oostwaardse metro te nemen om de laatste middaguren te Brick Lane te besteden. Toen ik op Liverpool Station moest overstappen, en het me toch iets te lang duurde voordat er een Hammersmith & City Line richting Whitechapel zou komen, bedacht ik me dat ik dit deel van de stad nog helemaal nooit had mogen aanschouwen. Ik draaide me om, liep richting het station en werd meteen beloond voor mijn nieuwsgierigheid: het karaktervolle Liverpool Street station bleek een negentiende-eeuwse treat op zich.
Eenmaal buiten, zag ik bordjes richting Spitalfields Market. De wandeling die hierop volgde deed mijn anglofiele hart nogmaals sneller kloppen. De unieke kenmerken van Oost-Londen zijn moeilijk uit te leggen, maar het komt neer op een uitzonderlijke combinatie van rauwe geschiedenis en glimmende moderniteit. De kenmerkende gherkin (augurk) steekt, samen met een aantal andere hoge kantoorgebouwen, overal zichtbaar boven de huizen uit. Die huizen zijn echter kenmerkend antiek: smalle straatjes, lantaarntjes en karakterstieke pubs. Pakhuizen zijn omgebouwd tot hippe bars, oude Victorian shop fronts herbergen tweedehands kledingzaken, excentrieke restaurants en gallerieën.
Spitalfields Market bleek echter nog de grootste verrassing. Een enorme doch sfeervolle negentiende-eeuwse constructie, omringd door uiterst gezellige winkeltjes en cafeetjes. Het was niet eens een marktdag, en toch was de buurt bijzonder bruisend. Een paar straten verder stuitte ik al op Brick Lane Market: een route gemarkeerd door meer gezellige winkeltjes, marktjes en eetgelegenheden. Het was warempel te veel voor een namiddag winkelen. Niet gevreesd, I'll be back. En deze keer bereid ik me goed voor. Een boek over de geschiedenis van de meest beruchte straat van Londen (vlakbij Spitalfields, Jack the R. territory) uit de East London Book Shop rijker, zorg ik de volgende keer dat ik iets meer weet over wat er achter deze fascinerende Oost-Londense straten schuilt. Op een marktdag natuurlijk.
dinsdag 20 oktober 2009
Als de koffie niet meer werkt.
Als de koffie niet meer werkt, ben je verloren. Als de cola niet meer werkt, is dat nog begrijpelijk. Het weeïge zoete goedje dat mijn wekgever wereldwijd op de markt brengt heeft maar een fractie van de cafeïne die over het algemeen in een degelijk bakkie pleur zit. Vandaag werkt ook de kop geconcentreerde energie niet, en dan is een vertaler al snel de draad kwijt. Als je zelfs een kennen en kunnen verwisselt, weet je dat het niet jouw dag is.
Ik verheug me enigszins op het eind van de dag en de terugreis in de metro, al ben ik wel bang weer per abuis op de schouder van een vreemdeling in slaap sukkel. Ik ga er maar van uit dat dit het zoveelste ritueel is dat de groene Londenaar dient te doorstaan alvorens zich een echte metropoliet te mogen voelen en noemen. De vreemdeling in kwestie leek echter not amused.
Een slaper in Londen is een hoop gewend. Hoewel het ten zuiden van de rivier orenschijnlijk rustig is, worden ook wij geplaagd door nachtelijke sirenes en door het vuilnis rommelende stadse vossen. Heel normaal allemaal, en je leert ermee te slapen. Desnoods zorg je voor prettige, rustgevende klanken om de stadse herrie te overstemmen. Daar hebben we radio 4 voor, en audioboeken van Stephen Fry (sinds afgelopen vrijdag helemaal aan te raden in levende lijve trouwens). Hoe dan ook, de Londenaar slaapt zacht.
Het is echter niet een slaapgebrek dat de laatste druppel energie heeft opgezogen. Een gebrek aan goede koffie kan ik evenmin de schuld geven, in mijn wanhoop heb ik me tijdens de namiddagse pauze zelfs richting Costa Coffee begeven voor een smakelijke, schuimende cappuccino voor bij de gortdroge vertaling van vandaag. Hoewel het werk niet enorm intrigeert, kan ik ook de baas geen schuld in de schoenen schuiven over mijn zware vermoeiheid.
Nee. Het zijn de zware verantwoordelijkheden van gastvrouw waardoor ik de ogen maar moeilijk open kan houden. En dat vooral met twee bezoekende ouders die warempel niet te stoppen zijn totdat ze heel Londen hebben kunnen aanschouwen. Gelukkig heb ik rekening gehouden met hun energie en de mijne, en heb ik vandaag lekker vervroegd weekend, en is er morgenvroeg dus geen metrorit naar Uxbridge bij het ochtendgloren. Eén ding is zeker: wat ga ik heerlijk sluimeren vannacht.
Ik verheug me enigszins op het eind van de dag en de terugreis in de metro, al ben ik wel bang weer per abuis op de schouder van een vreemdeling in slaap sukkel. Ik ga er maar van uit dat dit het zoveelste ritueel is dat de groene Londenaar dient te doorstaan alvorens zich een echte metropoliet te mogen voelen en noemen. De vreemdeling in kwestie leek echter not amused.
Een slaper in Londen is een hoop gewend. Hoewel het ten zuiden van de rivier orenschijnlijk rustig is, worden ook wij geplaagd door nachtelijke sirenes en door het vuilnis rommelende stadse vossen. Heel normaal allemaal, en je leert ermee te slapen. Desnoods zorg je voor prettige, rustgevende klanken om de stadse herrie te overstemmen. Daar hebben we radio 4 voor, en audioboeken van Stephen Fry (sinds afgelopen vrijdag helemaal aan te raden in levende lijve trouwens). Hoe dan ook, de Londenaar slaapt zacht.
Het is echter niet een slaapgebrek dat de laatste druppel energie heeft opgezogen. Een gebrek aan goede koffie kan ik evenmin de schuld geven, in mijn wanhoop heb ik me tijdens de namiddagse pauze zelfs richting Costa Coffee begeven voor een smakelijke, schuimende cappuccino voor bij de gortdroge vertaling van vandaag. Hoewel het werk niet enorm intrigeert, kan ik ook de baas geen schuld in de schoenen schuiven over mijn zware vermoeiheid.
Nee. Het zijn de zware verantwoordelijkheden van gastvrouw waardoor ik de ogen maar moeilijk open kan houden. En dat vooral met twee bezoekende ouders die warempel niet te stoppen zijn totdat ze heel Londen hebben kunnen aanschouwen. Gelukkig heb ik rekening gehouden met hun energie en de mijne, en heb ik vandaag lekker vervroegd weekend, en is er morgenvroeg dus geen metrorit naar Uxbridge bij het ochtendgloren. Eén ding is zeker: wat ga ik heerlijk sluimeren vannacht.
dinsdag 13 oktober 2009
Klagen en de kloof
Er slaakte deze week een zucht van verlichting door Westminster. Of juist niet. Moest het nieuwe parlementaire jaar nu juist beginnen met de kwestie die land en parlement al maandenlang in de greep had? Wat ze op het Nederlandse nieuws bijna liefkozend 'de bonnetjesaffaire' noemen heet hier het expenses scandal, en, na maandenlang gekissebis over slotgrachten, hypotheken en hondenvoer, is de dag des oordeels aangebroken. Na een grondig onderzoek onder leiding van een hoge ambtenaar hebben de Members of Parliament allen een brief ontvangen waarin hen netjes is gevraagd een bepaald bedrag terug te storten in de staatskas. De MPs zijn not amused. Niet omdat ze de honderden of duizenden ponden niet kunnen missen - al ligt het beperkte inkomen van parlementariërs nou juist aan de wortel van het probleem - maar omdat de ambtenaar in kwestie, ene Sir Thomas Legg, heeft besloten limieten te hanteren die nog niet bestonden toen de claims werden ingediend. Tsja, met een limiet van £1000 per jaar denk je nog wel eens extra na of je eenden echt wel een eiland nodig hebben.
De grommende kamerleden zijn echter snel de mond gesnoerd door hun partijvoorzitters. Met alsmaar naderende verkiezingen in het voorjaar moet het gehypete wantrouwen in de politiek immers snel worden weggevaagd. Toch blijft de sfeer gespannen: neem een Engelsman het recht weg om te klagen, en je berooft hem van een essentieel deel van zijn identiteit. Klagen over de crisis, de metro, en met name het weer zit de Engelsman in het bloed. Volgens henzelf dan: net als de vermeende Nederlandse nuchterheid, merk je hier over het algemeen vrij weinig van de self-confessede nationale klaagverslaving, en blijven zelfs in een vertraagde, overvolle en hobbelige metro de Britse kaken over het algemeen stijf op elkaar. Terecht of niet, de MPs klagen redelijk hoorbaar door, en het volk (lees: de tabloids) maakt op zijn buurt zijn beklag over hoe hun kiesheren en - dames in hemelsnaam het lef hebben om hun gejat te verbloemen met een klaagzang der onrechtvaardigheid.
Ik heb het afgelopen jaar erg geworsteld met mijn mening over het declaratiecircus. Nu ik voor het eerst een belastingbetalende inwoner van het Verenigd Koninkrijk ben, begin ik eindelijk het gevoel te krijgen dat ik recht heb op een (voorzichtige) mening over de affaire. Zeker nu huisgenoot en ik van de week zelfs een aanvraag tot stemrecht ontvingen, waaruit bleek dat ik als EU-burger ook heel misschien het recht had om mijn stem hier uit te brengen, zie ik mijn kans schoon. Zie hier hoe mijn Member of Parliament, Labour MP Sadiq Khan, zich eerder dit jaar gedwongen voelde om zijn vuile was buiten te hangen:
http://www.sadiqkhan.co.uk/index.php/blog/5-general/316-my-expenses?4bcca4bd673637b028d7767aee95d1b6=36afd575783d7da62b9cd7fb0ba6a34a
Ik vind het bijna een tikje beschamend, al deze openheid. Mag ik overigens wel klagen over het feit dat mijn MP twittert? Of, nog erger, dat je volgens de website van het Britse parlement alleen een debat kunt kijken of rondleiding kunt krijgen in het Lagerhuis als je zes maanden van tevoren een aanvraag indient bij je MP? En dan hebben ze het in Nederland over een kloof tussen politiek en burger. Nu ik - die nooit een fan is geweest van het districtenstelsel dat de politiek juist zo toegankelijk moet maken - voor het eerst in mijn leven over een eigen parlementslid beschik, die ik kan mailen, twitteren en zelfs in persoon kan gaan lastigvallen bij zijn inloopspreekuur, voel ik pas hoe ver zelfs de Londense commoner verwijderd is van het House of Commons. Nee, dan Den Haag, die gebruiken zelfs verleidelijke, recentelijk afgestudeerde historica's om de burger bij de politiek te betrekken..
De grommende kamerleden zijn echter snel de mond gesnoerd door hun partijvoorzitters. Met alsmaar naderende verkiezingen in het voorjaar moet het gehypete wantrouwen in de politiek immers snel worden weggevaagd. Toch blijft de sfeer gespannen: neem een Engelsman het recht weg om te klagen, en je berooft hem van een essentieel deel van zijn identiteit. Klagen over de crisis, de metro, en met name het weer zit de Engelsman in het bloed. Volgens henzelf dan: net als de vermeende Nederlandse nuchterheid, merk je hier over het algemeen vrij weinig van de self-confessede nationale klaagverslaving, en blijven zelfs in een vertraagde, overvolle en hobbelige metro de Britse kaken over het algemeen stijf op elkaar. Terecht of niet, de MPs klagen redelijk hoorbaar door, en het volk (lees: de tabloids) maakt op zijn buurt zijn beklag over hoe hun kiesheren en - dames in hemelsnaam het lef hebben om hun gejat te verbloemen met een klaagzang der onrechtvaardigheid.
Ik heb het afgelopen jaar erg geworsteld met mijn mening over het declaratiecircus. Nu ik voor het eerst een belastingbetalende inwoner van het Verenigd Koninkrijk ben, begin ik eindelijk het gevoel te krijgen dat ik recht heb op een (voorzichtige) mening over de affaire. Zeker nu huisgenoot en ik van de week zelfs een aanvraag tot stemrecht ontvingen, waaruit bleek dat ik als EU-burger ook heel misschien het recht had om mijn stem hier uit te brengen, zie ik mijn kans schoon. Zie hier hoe mijn Member of Parliament, Labour MP Sadiq Khan, zich eerder dit jaar gedwongen voelde om zijn vuile was buiten te hangen:
http://www.sadiqkhan.co.uk/index.php/blog/5-general/316-my-expenses?4bcca4bd673637b028d7767aee95d1b6=36afd575783d7da62b9cd7fb0ba6a34a
Ik vind het bijna een tikje beschamend, al deze openheid. Mag ik overigens wel klagen over het feit dat mijn MP twittert? Of, nog erger, dat je volgens de website van het Britse parlement alleen een debat kunt kijken of rondleiding kunt krijgen in het Lagerhuis als je zes maanden van tevoren een aanvraag indient bij je MP? En dan hebben ze het in Nederland over een kloof tussen politiek en burger. Nu ik - die nooit een fan is geweest van het districtenstelsel dat de politiek juist zo toegankelijk moet maken - voor het eerst in mijn leven over een eigen parlementslid beschik, die ik kan mailen, twitteren en zelfs in persoon kan gaan lastigvallen bij zijn inloopspreekuur, voel ik pas hoe ver zelfs de Londense commoner verwijderd is van het House of Commons. Nee, dan Den Haag, die gebruiken zelfs verleidelijke, recentelijk afgestudeerde historica's om de burger bij de politiek te betrekken..
zondag 11 oktober 2009
Geroosterd zondag.
Het is een fenomeen, een baken van traditie en het zoveelste statement van Britse vaderlandsliefde: de Sunday Roast. Ook de Londenaar tracht door middel van deze traditionele zondagse maaltijd na een wild urbaanse zaterdagavond weder te keren naar zijn wortels, peultjes of pastinaak en een vleugje smaak op te vangen uit grootmoeders keuken. De klassieke zondagse maaltijd is, zoals in het geval van negen van de tien door Britten geclaimde fenomenen (denk aan thee, kroegen en openbare zwembaden), echter lang niet zo bijzonder als vaak wordt beweerd: aardappelen, vlees, groenten en een emmer jus. Enkel de unieke en, wanneer juist bereid, zeer appetijtelijke Yorkshire pudding maakt de maaltijd tot een noemenswaardige toevoeging aan de Britse cuisine. Toch ben ook ik vandaag gevallen voor de Roast.
Vraag de gemiddelde Brit naar zijn of haar relatie met deze culinaire openbaring en je krijgt een verhaal vol verrukking en nostalgie voorgeschoteld, want moeder stond immers elke zondag vanaf de vroege ochtend in de keuken. Daar was zij met name in de weer met het zwaar overgaar krijgen van een triomfantelijk grote homp lams-, rund- of varkensvlees. De walmen die de jonge Brit opvangt tijdens deze gekoesterde zondagochtenden maken hem of haar een levenslange roaster, met gezette ideeën over het te gebruiken vlees, groenten en bereidingswijze.
Toch gaat een groot aantal Britlanders op de dag des heeres juist voor deze fameuze huiselijke maaltijd pubwaards. Vooral in Londen zitten de kroegen zondagmiddag - een roast is immers, net als het traditionele Britse kerstdiner, een middagmaaltijd - vol met roasters. Aangezien de hoofdstad vol zit met van het platteland gevluchte young professionals kan ik alleen maar raden dat deze lui wanhopig een stukje van moeders keuken in hun leven willen houden, was het niet dat de blitse metropoliet absoluut geen tijd heeft om te leren koken.
Misschien heb ik echter te snel geoordeeld. Hoewel ik, na een kookles van een noord-Engelse vriendin drie jaar geleden, best een aardige roast in elkaar zou kunnen flansen, ben ook ik vandaag verleid tot de pubse variant. Aan het einde van een overmoedig lange fietstocht door een regenachtig centrum, passeerde ik een uiterst gezellige pub vol roasters. Voor ik het wist zat ik aan een strategisch gepositioneerd tafeltje bij het raam (de fietsende Londenaar wantrouwt immer) met een enorm bord stomend lam, groenten en aardappels voor mijn neus. Opeens voelde ik me deel van een geheel, begreep ik de commotie en rook ik zelfs de walmen van mijn moeder's fictionele Sunday Roast. Als mijn moeder een traditionele roast had gehad, zat er ook vast een beetje rode kool door de jus. Sommige Britse eigenaardigheden moet je niet proberen te begrijpen, en gewoon ervaren.
Vraag de gemiddelde Brit naar zijn of haar relatie met deze culinaire openbaring en je krijgt een verhaal vol verrukking en nostalgie voorgeschoteld, want moeder stond immers elke zondag vanaf de vroege ochtend in de keuken. Daar was zij met name in de weer met het zwaar overgaar krijgen van een triomfantelijk grote homp lams-, rund- of varkensvlees. De walmen die de jonge Brit opvangt tijdens deze gekoesterde zondagochtenden maken hem of haar een levenslange roaster, met gezette ideeën over het te gebruiken vlees, groenten en bereidingswijze.
Toch gaat een groot aantal Britlanders op de dag des heeres juist voor deze fameuze huiselijke maaltijd pubwaards. Vooral in Londen zitten de kroegen zondagmiddag - een roast is immers, net als het traditionele Britse kerstdiner, een middagmaaltijd - vol met roasters. Aangezien de hoofdstad vol zit met van het platteland gevluchte young professionals kan ik alleen maar raden dat deze lui wanhopig een stukje van moeders keuken in hun leven willen houden, was het niet dat de blitse metropoliet absoluut geen tijd heeft om te leren koken.
Misschien heb ik echter te snel geoordeeld. Hoewel ik, na een kookles van een noord-Engelse vriendin drie jaar geleden, best een aardige roast in elkaar zou kunnen flansen, ben ook ik vandaag verleid tot de pubse variant. Aan het einde van een overmoedig lange fietstocht door een regenachtig centrum, passeerde ik een uiterst gezellige pub vol roasters. Voor ik het wist zat ik aan een strategisch gepositioneerd tafeltje bij het raam (de fietsende Londenaar wantrouwt immer) met een enorm bord stomend lam, groenten en aardappels voor mijn neus. Opeens voelde ik me deel van een geheel, begreep ik de commotie en rook ik zelfs de walmen van mijn moeder's fictionele Sunday Roast. Als mijn moeder een traditionele roast had gehad, zat er ook vast een beetje rode kool door de jus. Sommige Britse eigenaardigheden moet je niet proberen te begrijpen, en gewoon ervaren.
donderdag 8 oktober 2009
Kleren en integreren.
Jawel, opnieuw een tube-se vertelling. Misschien is het niet opmerkelijk dat het merendeel van mijn observaties tegenwoordig in de metro plaatsvindt: ik spendeer immers een kleine zes uur per week in de hobbelige ondergrondse. Toch blijft het dagelijks een fascinerende tocht. Zoals mijn zeer gewaardeerde huisgenoot me al tijdens mijn wittebroodsweken in deze stad leerde, valt er ontzettend veel af te lezen aan de Londenaar in het openbaar vervoer: wie midden op het perron op een metro staat te wachten, is onomstotelijk een toerist, wie het ook maar waagt links stil te staan op de roltrap, zelfs (of misschien wel juist) als hij de enige trapganger is, is zwaar in overtreding in de ogen van alles en iedereen, en aan het succes waarmee de reiziger zich zonder steun staande weet te houden in een bewegende bus of metro kun je precies aflezen hoelang deze persoon al in de hoofdstad bivakkeert. Nu de seizoenen eenmaal zijn begonnen te verstrijken, kan ik daar mijn eigen observaties ook aan toevoegen. Mijn claim: aan het gemak waarmee de Londenaar zich aanpast aan warmte en kou kun je zijn ervarenheid als metropoliet aflezen. Conclusie: kleren = integreren.
Sinds deze week is er een koude, mistige deken nedergedaald boven Zuidoost-Engeland. Tijd voor de Londenaars om trots te tonen dat zij warempel veel praktischer ingesteld zijn dan de gemiddelde niet-capitoolse Brit. Juist in de metro zie je jassen, dassen en flinke tassen alom. Die laatste categorie persoonlijke accessoires is het meest intrigerend, aangezien de praktisch ingestelde inwoner van Londonium het niet gemakkelijk heeft, en vaak ruimte nodig heeft om overbodige kledingstukken kwijt te kunnen. Tijdens de gemiddelde ochtendspits wil de metro de temperatuur namelijk al eens doen stijgen, dalen en opnieuw doen stijgen. Met een beetje tact en slimmigheid kan de Londenaar hier echter prima mee leven.
Ook ik heb onderhand geleerd rekening te houden met de thermologische grillen van een Londens bestaan. De dagelijkse observatie van mijn medepassagiers op de Picadilly Line heeft mij geen windeieren gelegd. De basisingrediënten van een redelijk comfortabele anderhalf uur naar Uxbridge zijn jas, vest en tas en, niet te vergeten, een brolly (plu – umbrella) voor de wonderbaarlijke meteorologische verschillen die zich buiten tussen verschillende Londense metrostations kunnen manifesteren. Des ochtends vlieg ik het huis uit, de straat over en de metro in met de jas open en de sjaal losjes omgeknoopt, waarna ik me op de Northern Line naar Stockwell warm aan de klamme coupé en een veelvoud aan opeengepakte medereizigers. De overstap op de Victoria Line is enkel een kleine oversteek, waarna ik vlot neerplof in de korte rit naar Green Park. Hier tracht de damesstem van de metro mij dagelijks te verleiden met de woorden “Alight here for Buckingham Palace”, waarna ik enigszins grommend richting Picadilly Line sjok - een lange en lijf-verwarmende wandeling - en ik me eindelijk van een aantal lagen kan ontdoen. Halverwege de line wordt de coupé echter steeds leger en de tocht van de open deuren steeds indringender. Tegen de tijd dat mevrouw metro onze aankomst in Uxbridge aankondigt, ben ik weer dik aangekleed. Trots paradeer ik richting het Coca-hoofdkwartier, paraplu boven mijn hoofd. Een anglofiel kan zich aan Engeland verwarmen, maar de juiste garderobe een is een stuk praktischer.
Sinds deze week is er een koude, mistige deken nedergedaald boven Zuidoost-Engeland. Tijd voor de Londenaars om trots te tonen dat zij warempel veel praktischer ingesteld zijn dan de gemiddelde niet-capitoolse Brit. Juist in de metro zie je jassen, dassen en flinke tassen alom. Die laatste categorie persoonlijke accessoires is het meest intrigerend, aangezien de praktisch ingestelde inwoner van Londonium het niet gemakkelijk heeft, en vaak ruimte nodig heeft om overbodige kledingstukken kwijt te kunnen. Tijdens de gemiddelde ochtendspits wil de metro de temperatuur namelijk al eens doen stijgen, dalen en opnieuw doen stijgen. Met een beetje tact en slimmigheid kan de Londenaar hier echter prima mee leven.
Ook ik heb onderhand geleerd rekening te houden met de thermologische grillen van een Londens bestaan. De dagelijkse observatie van mijn medepassagiers op de Picadilly Line heeft mij geen windeieren gelegd. De basisingrediënten van een redelijk comfortabele anderhalf uur naar Uxbridge zijn jas, vest en tas en, niet te vergeten, een brolly (plu – umbrella) voor de wonderbaarlijke meteorologische verschillen die zich buiten tussen verschillende Londense metrostations kunnen manifesteren. Des ochtends vlieg ik het huis uit, de straat over en de metro in met de jas open en de sjaal losjes omgeknoopt, waarna ik me op de Northern Line naar Stockwell warm aan de klamme coupé en een veelvoud aan opeengepakte medereizigers. De overstap op de Victoria Line is enkel een kleine oversteek, waarna ik vlot neerplof in de korte rit naar Green Park. Hier tracht de damesstem van de metro mij dagelijks te verleiden met de woorden “Alight here for Buckingham Palace”, waarna ik enigszins grommend richting Picadilly Line sjok - een lange en lijf-verwarmende wandeling - en ik me eindelijk van een aantal lagen kan ontdoen. Halverwege de line wordt de coupé echter steeds leger en de tocht van de open deuren steeds indringender. Tegen de tijd dat mevrouw metro onze aankomst in Uxbridge aankondigt, ben ik weer dik aangekleed. Trots paradeer ik richting het Coca-hoofdkwartier, paraplu boven mijn hoofd. Een anglofiel kan zich aan Engeland verwarmen, maar de juiste garderobe een is een stuk praktischer.
vrijdag 2 oktober 2009
Dwalen in een dodenstad.
Rond het begin van de negentiende eeuw werd het langzaam duidelijk dat de explosief groeiende Britse hoofdstad haar doden niet langer in en om haar vele kerkjes kwijt kon. Uiteindelijk was het met name de stank van de dearly departed die de verschuiving van churchyard naar cemetery uiterst urgent maakte. In de jaren 1830 kreeg men de stadse grondeigenaren uiteindelijk zover dat er genoeg grond werd afgestaan om het nieuwe fenomeen mogelijk te maken. Op de rand van de stad werd dan ook spoedig een handjevol uitgestrekte begraafplaatsen gesticht. Waar de aristocraten vaak hun eigen mausolea bezaten, kond nu ook de eeuwig prestigejagende middle class haar doden op een stijlvolle en vooral statusvolle manier ter ruste leggen. Na de Reform Act van 1832, het echte begin van de (door de middelklasse beheerste) Victoriaanse tijd en het moment dat de niet-adele rijken eindelijk (stem)recht en macht hadden verworven, hadden de rijke burgers ook de strijd om de statige laatste rustplaats van hun doden gewonnen.
De meest modieuze onder nieuwe graftuinen werd al snel Highgate Cemetery, gelegen ver op de noord-Londense heuvels, onder meer vanwege het plezierige uitzicht op de toen wellicht iets minder indrukwekkende Londense skyline, en de nabij gelegen sjieke dorpjes Highgate en Hampstead (en natuurlijk diens Heath). Niet alleen de meest fortuinlijke familie reserveerden er een plekje voor ouders en kroost, er zijn nu nog graven te vinden van beroemde worstelaars, hoogstaande militairen en excentrieke circusdirecteuren.
Als je tegenwoordig een bezoekje wilt brengen aan deze bijzondere negentiende-eeuwse dodenstad, zoals ik op deze zonnige doch koude zondagmiddag waagde, wacht je een aangename verrassing. In de jaren twintig ging het bedrijf achter de begraafplaats namelijk failliet, waarna de plek de volgende decennia hevig in verval raakte. In de jaren zeventig ging de boel zelf voor onbepaalde tijd op slot, waarna een groep vrijwilligers een stichting in het leven riep en de begraafplaats voor 35 pond van de gemeente kocht. Er werd hersteld en gekuist, maar gelukkig niet te veel: de ultieme charme van Highgate Cemetery blijkt nu juist de overvloed aan overgroeide graven, hoge bomen en onbegaanbare paden. Het is dan ook geen verrassing dat de begraafplaats de locatie vormt voor tientallen boeken en films. Een recent omgewoeld graf bleek gediend te hebben in de recente bioscoopfilm Dorian Gray, waarin de spookachtige kwaliteiten van negentiende-eeuws Londen, maar zeker ook dat van Londen’s meest beroemde en beruchte begraafplaats duidelijk in beeld kwamen. Eng en mysterieus in het donker, indrukwekkend en imposant in het licht vormt Highgate Cemetery een danig geschikte plaats voor zowel horror als historisch kostuumdrama.
De pelgrims die een bezoekje brengen aan dit oord zijn echter verscheidener dan je wellicht zou denken. Aan de andere kant van de weg, tegenover de opzichtige Victoriaanse poort die naar het westen van de begraafplaats leidt, bevindt zich de oostkant: hoewel de paden en mausolea minder imposant zijn (je kunt er bijvoorbeeld geen Egyptisch-gestijlde tombe vinden, zoals in het westen) valt dit niet te zeggen van zijn 'bewoners'. Literaire bedevaartgangers zoals ik bezoeken het graf van George Eliot, stiekem Mary Ann Evans geheten en behorende tot de meest geniale schrijvers van de negentiende eeuw. Of, iets recenter: auteur Douglas Adams. Mooi detail: op de grafsteen deze in 2001 overleden schrijver van Hitchhiker's Guide to the Galaxy had iemand een speelgoeddolfijntje geplaatst: ieder die boek of verfilming van laatstgenoemde literaire klassieker heeft aanschouwen begrijpt de het speelse belang van dit ludieke grafpresentje. So long, and thanks for all the fish!
Het grootste bedevaartsoord bevindt zich echter achterin 'oost'. Van veraf zie je de enorme kop van Karl Marx al serieus op zijn mededoden neerkijken. Het graf is al eens flink beschadigd, maar wordt ook regelmatig voorzien van verse bloemen en, zoals ik laatst in the Guardian las, as van idolate, gecremeerde communisten. Aan de verre overzijde van HC licht overigens iemand begraven met een totaal andere relatie tot communistische regimes: Alex Litvinenko, drie jaar geleden hoogstwaarschijnlijk vergiftigd door 'de Russen' in een Londens sushirestaurant, vond zijn laatste rustplaats tussen zwaar beboste negentiende-eeuwse graven in HC-west.
Al met al was het ontzettend interessant om te mogen aanschouwen hoe, na een aantal decennia vergeten en met rust gelaten te zijn, Highgate Cemetery opnieuw een bijzondere rol in het leven van de Londenaren speelt. Zo is deze bijzondere plek niet alleen een juweel die een stukje negentiende eeuw op een zeer pittoreske wijze heeft vastgelegd, maar ook een plek waar historie en actualiteit met elkaar worden vervlochten, en waar de nieuwe inwoners van de metropool zichzelf in relatie tot hun verleden en dat van hun stad kunnen leren kennen.
Foto's van Highgate en mijn dagtripje naar het historische Salisbury:
http://www.facebook.com/album.php?aid=145415&id=284101658&l=816e4cfa0a
En, voor de liefhebbers, de uiterst herkenbare observervaties van een 'buitenlander' onder de Engelsen. In dit geval Ierse komiek Dara O'Briain:
http://www.guardian.co.uk/global/2009/oct/02/dara-obriain-england-football-london
De meest modieuze onder nieuwe graftuinen werd al snel Highgate Cemetery, gelegen ver op de noord-Londense heuvels, onder meer vanwege het plezierige uitzicht op de toen wellicht iets minder indrukwekkende Londense skyline, en de nabij gelegen sjieke dorpjes Highgate en Hampstead (en natuurlijk diens Heath). Niet alleen de meest fortuinlijke familie reserveerden er een plekje voor ouders en kroost, er zijn nu nog graven te vinden van beroemde worstelaars, hoogstaande militairen en excentrieke circusdirecteuren.
Als je tegenwoordig een bezoekje wilt brengen aan deze bijzondere negentiende-eeuwse dodenstad, zoals ik op deze zonnige doch koude zondagmiddag waagde, wacht je een aangename verrassing. In de jaren twintig ging het bedrijf achter de begraafplaats namelijk failliet, waarna de plek de volgende decennia hevig in verval raakte. In de jaren zeventig ging de boel zelf voor onbepaalde tijd op slot, waarna een groep vrijwilligers een stichting in het leven riep en de begraafplaats voor 35 pond van de gemeente kocht. Er werd hersteld en gekuist, maar gelukkig niet te veel: de ultieme charme van Highgate Cemetery blijkt nu juist de overvloed aan overgroeide graven, hoge bomen en onbegaanbare paden. Het is dan ook geen verrassing dat de begraafplaats de locatie vormt voor tientallen boeken en films. Een recent omgewoeld graf bleek gediend te hebben in de recente bioscoopfilm Dorian Gray, waarin de spookachtige kwaliteiten van negentiende-eeuws Londen, maar zeker ook dat van Londen’s meest beroemde en beruchte begraafplaats duidelijk in beeld kwamen. Eng en mysterieus in het donker, indrukwekkend en imposant in het licht vormt Highgate Cemetery een danig geschikte plaats voor zowel horror als historisch kostuumdrama.
De pelgrims die een bezoekje brengen aan dit oord zijn echter verscheidener dan je wellicht zou denken. Aan de andere kant van de weg, tegenover de opzichtige Victoriaanse poort die naar het westen van de begraafplaats leidt, bevindt zich de oostkant: hoewel de paden en mausolea minder imposant zijn (je kunt er bijvoorbeeld geen Egyptisch-gestijlde tombe vinden, zoals in het westen) valt dit niet te zeggen van zijn 'bewoners'. Literaire bedevaartgangers zoals ik bezoeken het graf van George Eliot, stiekem Mary Ann Evans geheten en behorende tot de meest geniale schrijvers van de negentiende eeuw. Of, iets recenter: auteur Douglas Adams. Mooi detail: op de grafsteen deze in 2001 overleden schrijver van Hitchhiker's Guide to the Galaxy had iemand een speelgoeddolfijntje geplaatst: ieder die boek of verfilming van laatstgenoemde literaire klassieker heeft aanschouwen begrijpt de het speelse belang van dit ludieke grafpresentje. So long, and thanks for all the fish!
Het grootste bedevaartsoord bevindt zich echter achterin 'oost'. Van veraf zie je de enorme kop van Karl Marx al serieus op zijn mededoden neerkijken. Het graf is al eens flink beschadigd, maar wordt ook regelmatig voorzien van verse bloemen en, zoals ik laatst in the Guardian las, as van idolate, gecremeerde communisten. Aan de verre overzijde van HC licht overigens iemand begraven met een totaal andere relatie tot communistische regimes: Alex Litvinenko, drie jaar geleden hoogstwaarschijnlijk vergiftigd door 'de Russen' in een Londens sushirestaurant, vond zijn laatste rustplaats tussen zwaar beboste negentiende-eeuwse graven in HC-west.
Al met al was het ontzettend interessant om te mogen aanschouwen hoe, na een aantal decennia vergeten en met rust gelaten te zijn, Highgate Cemetery opnieuw een bijzondere rol in het leven van de Londenaren speelt. Zo is deze bijzondere plek niet alleen een juweel die een stukje negentiende eeuw op een zeer pittoreske wijze heeft vastgelegd, maar ook een plek waar historie en actualiteit met elkaar worden vervlochten, en waar de nieuwe inwoners van de metropool zichzelf in relatie tot hun verleden en dat van hun stad kunnen leren kennen.
Foto's van Highgate en mijn dagtripje naar het historische Salisbury:
http://www.facebook.com/album.php?aid=145415&id=284101658&l=816e4cfa0a
En, voor de liefhebbers, de uiterst herkenbare observervaties van een 'buitenlander' onder de Engelsen. In dit geval Ierse komiek Dara O'Briain:
http://www.guardian.co.uk/global/2009/oct/02/dara-obriain-england-football-london
Abonneren op:
Posts (Atom)