zondag 31 januari 2010

Multi-culti perfectie

Na een uiterst prettige zaterdag is het me maar weer eens duidelijk dat de Londenaar zich met gemak in het beste van alle culturen onder kan dompelen. Deze stad blijft dan ook me verbazen, en als je dan af en toe en glimp opvangt van hoe indrukwekkend het geheel is, is dat toch elke keer weer een verrassing. Ik maar denken dat na zonnige middagen op Hampstead Heath en een vuurwerkspektakel over de Londense skyline vanaf Alexandra Palace ik de beste uitzichten van de stad wel zo'n beetje had aanschouwd. Op een zoektocht naar literaire geschiedenis in Regent's Park stuitte ik op het poepsjieke Primrose Hill. Onder enig gehuf en gepuf beklom ik de steile heuvel, waar zich vervolgens het mooiste London view dat ik tot nu toe gezien heb onder mij uitspreidde. Zoveel al bekend, maar ook nog zo veel undiscovered.

De Heuvel der Sleutelbloemen bleek echter toegang te bieden tot nog veel meer cultureel moois: na een wandeling langs het huis waar de Amerikaanse Sylvia Plath haar leven op tragische wijze eindige - hoofd in oven - nestelde ik me in Kingsley Amis' favoriete pub. Buiten een heldere, ijzige, crisp winterlucht, binnen een knapperend haardvuur, een lekker pompoenensoepje en mijn zaterdagse guardian. Dit is het (Engelse/Amerikaanse) leven, dacht ik zo.

Het tweede hoofdstuk van de zaterdag bracht me wat dichter bij mijn culturele thuis: in Marylebone, vlakbij Baker Street, bevindt zich een oud landhuis dat begin twintigste eeuw is omgebouwd tot museum. Deze Wallace Collection bevat het beste van Nederlandse zeventiende-eeuwse meesters en pre-revolutionair Frankrijk te bieden heeft. Voor een Hollands prijsje van nul pond en nul pence mocht ik een beroemde Frans Hans (De Lachende Cavalier), portret van Titus van Rijn door diens vader en een dozijn huishoudens van Jan Steen aanschouwen. Ik kreeg eveneens een prachtige rondleiding langs alle pracht en praal van de collectie, onder meer een uitgebreide verzameling aan achttiende-eeuwse Franse prullaria, met meubilair van Marie-Antoinette en portretten van Madame de Pompadour.

En als je dacht dat er niet meer culturen in de dag gestopt konden worden, heb je het bij het verkeerde eind. Er volgde een Spaans-getinte avond met tapas en salsa met mijn lieve collegae, waarvan er volgende week eentje trouwen gaat. Deze onconventionele Spaans-Frans-Nederlandse hen night was een groot succes, en liet maar eens zien dat het te Londen net zo gemakkelijk is om je in Spanje te wanen als in Versailles.

Vanaf Primrose Hill tuur je door ruimte en tijd naar de bom des cultuurs die Londen is. Op z'n Dr. Johnson's zeg ik dan ook maar: If a person is tired of London, gaat de oven aan.

vrijdag 29 januari 2010

Dinner party

Als er toch één culinair nadeel is aan het Londense bestaan, is het wel dat er voor een mooi prijsje zoveel te smikkelen valt dat thuis kokkerellen nou niet echt gestimuleerd wordt. Natuurlijk, er zijn talloze peperdure restaurants: plekken die je een fortuin durven vragen voor een paddestoel op een blaadje sla. Voor elke prijzige toko is er echter een dozijn leuke pubs en eetcafeetjes, waar de financieel minder bedeelde Londenaar met gemak eens kan vertoeven voor een lunch of romantisch dineetje.

Gek genoeg is zelf koken vaak haast minder aantrekkelijk voor hen die strapped for cash zijn. Op zich zijn de supermarkten niet duurder dan in de rest van het land, maar voor wie verse groenten, vlees en vis blieft, moet soms diep in de buidel tasten. En ook al heeft de Sainsbury's bij ons in de straat een aardige selectie van dergelijke ingrediënten, de echte culinaire enthousiasteling gaat liever naar één van de indrukwekkende Londense versmarkten. De meest beroemde is Borough Market, onder London Bridge, waar ik al menig bezoekende Hollander naartoe heb gesleept. Een willekeurige middag kan prima besteed worden tussen de stalletjes verse lekkernijen, waar je meestal even mag proeven.

Dergelijke locaties zijn in staat om culinaire neigingen op te roepen in iedere keukenkluns. Het is echter een combinatie van het drukke stadsleven en de prijzige boodschappen dat de Londenaar tegenhoudt om elke avond een grand diner op tafel te zetten. Hoewel ready meals en verpakt eten langzamerhand uit de mode raken, blijft de Londense metropoliet opvallend vaak buiten de deur eten.

Toch is er een tegengeluid. Eén van de meest populaire TV-programma's van de afgelopen jaren, Come Dine With Me (Channel 4) genaamd, heeft op ludieke wijze de Britse houding tegenover het huiselijke etentje blootgelegd. Waar mensen zich eerder schaamden om hun kookkunsten op vrienden en collega's uit te proberen, worden ze in dit programma - door net5 aangekocht als Het Perfecte Diner - aangemoedigd om niet alleen een verzorgd avondje op poten te zetten, maar ook nog eens de beoordeling van de vier vreemde tafelgasten te doorstaan, dat alles voorzien van het uiterst cynische commentaar van de vlijmscherpe voice-over. De winnaar ontvangt duizend pond, maar de excentrieke, megalomane, onwetende, domme, slimme en aanstellerige deelnemers weten soms meer te besteden aan hun avondje dan de waarde van de hoofdprijs. In één van de afleveringen was er zelfs een jongedame die elke gang door obers van een nabijgelegen restaurant door het keukenraam liet schuiven. En haar gasten het eten maar prijzen.

Het effect van dit televisie-fenomeen is echter over het algemeen ronduit positief. Een tijdje geleden kwam the Guardian met een artikel over de trend die Come Dine With Me tegenwoordig onder vrienden heeft veroorzaakt. Jong en oud zet tegenwoordig een eigen versie van het programma op. Elk groepslid zorgt voor een heerlijk avondje eten, drinken en goed gezelschap, waarvoor de gasten verborgen cijfers geven. Na het laatste etentje wordt de winnaar bekend gemaakt, en beloond met een fles lekkere wijn.

Huisgenoot en ik willen al een tijdje een dergelijk spel te organiseren, en gisteravond zijn we hopelijk een stukje dichterbij gekomen bij het uiteindelijke doel. Ook ik, gegrepen door hoofdstedelijke drukte, outcooked door een enthousiast kokende medebewoonster en verleid tot etentjes in karakteristieke pubs en restaurantjes, had tot nu toe verzaakt om onze prachtige keuken en gloednieuw fornuis te gebruiken voor een avondje culinair getinte gastvrijheid. De opdracht was alles behalve simpel: zonder gebruik te maken van vlees, vis, noten, eieren, of tomaten wilde ik toch een appetijtelijk en enigszins chique maaltje op tafel zetten (het antwoord op alle problemen des levens? Kaas, kaas en nog eens kaas). Voor- en hoofdgerecht kwamen warempel geslaagd uit de oven, en een avondje gezellig smullen volgde.

Niet noemenswaardig, zou je denken? Wellicht, maar toch ben ik er blij om dat momenten als deze voldoende zijn om de gastvrouwe in mij naar buiten te halen, zelfs in een stad waar alles en iedereen de host(ess) uit wil hangen, en er dus dagelijks duizenden, miljoenen tafels worden gedekt. Dat er dan mensen aan willen schuiven aan de mijne vind ik dan best wel een beetje bijzonder.

zondag 24 januari 2010

Graaf

De weekenden zijn kostbaar voor een werkende Londenaar. Na een luie vrijdagavond in het nieuwe huis van een goede vriend en een nuttige zaterdag schoonmaken, boodschappen inslaan en naar de sportschool, moest de zondag dan ook geheel in het teken staan van Londens genieten. Het was niet de eerste keer dat ik mijn inspiratie voor het weekendse uitje uit mijn recentelijke leesvoer haalde. Na de afgelopen week mijn metroritten met de biografie van Count Alfred D'Orsay doorgebracht te hebben, raakte ik al hoe nieuwsgieriger naar de glitter & glamour van de aristocratische kliek te Londen kort voordat Victoria de troon besteeg. Nadat de vertellingen over een achttiende-eeuwse rijke dame met gewelddadige vent mij al naar Bond Street en omgeving hadden geleid, deed D'Orsay me vandaag een ander gedeelte van stinkend rijk Mayfair en St. James ontdekken.

Onze held was een Franse edelman met dubieuze achtergrond die het patronage van de Engelse Lord en Lady Blessington wist te verwerven. Jarenlang reisde het drietal door Europa, wat ondanks het excuus dat D'Orsay verloofd zou zijn met Blessingtons dochter uit een eerder huwelijk, flink wat geroddel tot gevolg had. Nick Foulkes, schrijver van Scandalous Society, de biografie in kwestie, wekt zelfs de suggestie dat zowel Lord als Lady een speciale relatie met de Franse graaf onderhielden. Na de dood van Lord keerden Lady en D'Orsay eindelijk weer eens terug in Londen, waar laatstgenoemde vervolgens een legendarische reputatie als aristocratisch modesymbool en ultieme dandy op poten zette. Hoe absurd de modegril ook mocht zijn, als D'Orsay er in rondstapte, was binnen no time heel Londen in dezelfde accessoires gehuld.

De wereld die ik vandaag dus trachtte te ontdekken was er één van pracht en praal; modieuze pakken, laarzen en sjaaltjes; extravagante feesten en feestmalen; kasten van huizen en muren gevuld met kunst. Maar bovenal: gentlemen's clubs. Wat jawel, die bestaan nog immer: prachtige, statige gebouwen aan St.James's Street zonder plakkaat of naambord. Mijn persoonlijke favoriet is het kek betitelde Boodle's, waar Ian Fleming inspiratie voor zijn 007 vandaan haalde.

Hoe fascinerend de namen of verhalen echter ook zijn, achter de ramen kan de voorbijganger enkel dichte luiken aanschouwen. Als de gebouwen niet in tip-top conditie verkeerden, zou je bijna denken dat ze al jaren verlaten zitten dichtgespijkerd. Integendeel, achter deze luiken schijnt een hele hoop te gebeuren. White's is bijvoorbeeld de inofficiële, meest exclusieve plek waar de Tories samenkomen. Om maar eens duidelijk te maken hoe machtig deze toko's wel niet zijn: de vader van huidig partijleider David Cameron is een voormalig voorzitter. Zoonlief trok overigens publiekelijk zijn lidmaatschap in 2008 in om te protesteren tegen het feit dat vrouwen nog steeds geen lid mogen worden, hoewel hij de club wel nog steeds regelmatig schijnt blijven te bezoeken.

In de tijd van D'Orsay, waren de clubs al een plek die exclusief de machtigsten der Londen toelieten. De exclusiviteitsfactor werd zelfs zodanig gestimuleerd dat zelfs dé oorlogsheld van de negentiende eeuw, de Duke of Wellington, een keer geweigerd werd bij één van de grote clubs omdat hij naar verluid de verkeerde soort broek droeg. Een cruciaal onderdeel van het merendeel van deze clubs was echter een stuk minder eervol: naast de copieuze hoeveelheden alcohol die er werden geconsumeerd, werd er gegokt bij het leven. Jonge aristocraten als D'Orsay liepen door de jaren heen torenhoge schulden op, en zagen zich vaak gedwongen naar het buitenland te vluchten om maar niet in één van de debtor's prison te belanden.

Hoe het met D'Orsay is afgelopen weet ik pas na die laatste twee hoofdstukken, maar vanmiddag vormde hij het ideale schakelhoofdstuk voor een ideale culturele zondag. Na een heerlijke wandeling door clubland begaf ik me namelijk richting het Charles Dickens Museum, het tot museum opgebouwde enige woonhuis van Dickens dat de twintigste eeuw heeft overleeft wat al tijden op mijn verlanglijstje stond. Vandaag moest ik echter denken aan hoe een oude D'Orsay, inmiddels niet meer in staat onbeschaamd als ultieme dandy te paraderen als hij had gedaan voordat Victoriaanse degelijkheid de troon betrad, in de clubs jongemannen als Dickens en Disraeli tegen het lijf liep: de toekomstige helden van een nieuwe - mijn - periode in de Britse geschiedenis. De jonge honden keken op tegen de modieuze graaf, die op zijn beurt een bescheiden poging deed om zijn enorme schulden af te lossen door portretjes te tekenen van zijn rijke kennissen. En, voilà, op de derde verdieping van het karakteristieke rijtjeshuis dat Dickens in de late jaren 1830 - de jaren D'Orsay - met zijn vrouw betrok, hing zowaar een hoogstens kenmerkende potloodtekening, getekend door niemand minder dan Count Alfred D'Orsay.

Even werd ik van mijn apropos gebracht: naast het portret hing een foto van ene Alfred D'Orsay Tennyson Dickens. Je weet immers maar nooit wat er in die clubs gebeurt, en wat voor schandaligs twee van de grootste Victoriaanse schrijvers en een dwarse dandy zoal in hun hoofd zouden kunnen gehaald. Wat dacht je van David Margaret Salmon Thatcher Cameron Rushdie? Het feit dat de zesde Dickens-telg twee beroemde peetooms had was dan ook enigszins teleurstellend.
edit: Net nog even doorgelezen: in de koffiekamer in White's hangt zowaar een portret van de Duke of Wellington, geschilderd door D'Orsay. De incestueuze neigingen van de Engelse elite lijken gelukkig nog intact.

zaterdag 23 januari 2010

Eén bal

Ik heb vandaag mijn eerste Millwall-fan ontmoet. Hij was een jaar of acht oud, gekleed in muts en voetbalsjaal en hielp zijn vader bij het bemannen van een zuid-Londense charity shop. Al luisterend naar de radio rekende hij mijn aankopen - een Stephen Fry-pocket en een werk over de jeugd van Dickens - af, om vervolgens middenin de transactie vol verve zijn enthousiasme over een zojuist gemaakt doelpunt te laten horen. Vader, zoon en ik raakten in een leuk gesprekje verwikkeld, waarbij mij al gauw verzekerd werd dat ik mijn voorliefde voor Liverpool FC best publiek kon en mocht verkondigen. Vooral nu ze zo ontiegelijk slecht presteren in de Premier League.


Of het nu waar is of niet, het feit dat ik dit te horen kreeg van fans van de meest beruchte club van de stad is uiterst opmerkelijk. In zowel Liverpool als Manchester was voetbal en identiteit onlosmakelijk met elkaar verbonden, en immer aanwezig. De aanhang van andere teams die op bezoek komt moet worden getoond dat de stad voetbal 'leeft en ademt'. In Liverpool vond ik het heerlijk: zomaar overal groepjes verdwaalde Spanjaarden gekleed in de bekende Barca-kleuren, of die keer dat ik een pub binnenliep om vervolgens luid toe te worden gezongen door een kudde dolle PSV-fans. Maar ook arrogante Chelsea-supporters, de sukkelige aanhang van het meer plattelandse voetbal, en natuurlijk de fans van aartsrivaal Manchester United zorgden van tijd tot tijd voor een flink spektakel in de stad der Scousers. In goede en kwade tijden paradeert the Pool trots onder twee vlaggen met haar identiteit als virtuoze voetbalgemeenschap.

In Londen merk je minder van een dergelijke dynamiek, ook al bevindt de gemiddelde Londenaar zich elk weekend wel in een metro vol blauwe, gele of bordeauxrode fans. Ten eerste vallen zelfs de meest bonte internationale supporters niet zo op in een stad vol toeristen. Gek genoeg zijn het de sportieve bezoekers uit plekken als Newcastle en Liverpool die met hun hoogstens kenmerkende accenten het meest in het oor springen. Maar zelfs zij hebben een minder overdonderend effect op het vreemde territorium dat ze trachten te betreden. Waar Liverpool de stad rood (Liverpool FC) of blauw (Everton) kleurde om de gasten eens te laten zien hoe belangrijk voetbal was voor de stad, is Londen is niet zo gauw onder de indruk van dergelijke invasies.

Er is dan ook geen enkele club die kan beweren dat het de Londense identiteit weerspiegelt. Er zijn simpelweg te veel professionele teams: Arsenal, Chelsea, Tottenham Hotspurs, West Ham, Fulham, om over eerste divisieclubs als Millwall en Brentfort nog maar te zwijgen. Ik kan het niet laten om, zonder dat ik erg veel van deze kleine sportieve samenlevinkjes afweet, te speculeren wat voor betekenis voetbal heeft in deze gefragmenteerde samenleving, zeker in vergelijking met voetbalgek Liverpool. Zo beeld ik me in dat, ondanks de ruwe buurt waar het stadion zich bevindt, Arsenal staat voor noord-Londense pretentie en de rijke middenstand voor wie het team van working-class heroes een manier vormt om hun duur beschoende voeten aan de grond te houden. Chelsea is nog een graatje erger: geen echte fans maar enkel Russische zakenmannen die elke vorm van volkse passie hebben doodgedrukt. En echt authentieke clubs, zoals Millwall, die zijn enkel in een voortdurende strijd verwikkeld om hun identiteit via hooliganisme te bevestigen. Nee, dan Liverpool.

Onzin natuurlijk. De Engelse eredivisie is al jaren big business, en zowel in noord als in zuid barst het van de oliesjeiks en en zakenpieven die volkssport voetbal tot corporate goudmijntje hebben omgedoopt. Bovendien heb ik ook in Liverpool heb ik rode en blauwe fans met elkaar op de vuist zien gaan. Mijn chauvinisme draait toch vooral om het feit dat (voetballend) Londen, met haar gebrek aan eendracht, zo moeilijk te doorgronden is. Bovenal wil ik graag een verenigde hoofdstad zien rond eenzelfde elftal. Ik kan dan ook niet wachten tot de St.George-vlaggetjes in de aanloop naar het WK op Londense auto's gaan verschijnen, en helemaal tot wanneer ik de Engelse Elf in één van de local pubs samen met hordes dolle Engelsen aan mag moedigen. Of we een equivalent van de knaloranje woonwijken in het vaderland kunnen verwachten blijft nog de vraag, maar één ding is zeker: mocht Nederland tijdens het toernooi tegenover Engeland komen te staan, ga ik me heel veilig achter een wit-met-rood uniform verschuilen.

Indeed, nu ik er zo eens over nadenk, is elke vorm van eendracht in een miljoenenstad toch wel een beetje angstaanjagend..

donderdag 21 januari 2010

Oude, noordelijke koeien

Heerlijk, een avondje bijkletsen met huisgenoten van weleer. Ik kan werkelijk niet geloven dat mijn prachtige masterjaar te Manchester al twee jaar geleden is. Voor iedere student die dit land als studiebestemming overweegt, kan ik De Tweede Stad des Koninkrijks - Birmingham vanwege lelijkheid stad, accent en algeheel gebrek aan sfeer niet meegerekend - ten zeerste aanraden. Twee universiteiten, gezellige, betaalbare, buurten vol kekke winkeltjes en pubs en uiterst Engels en over het algemeen extreem goedgemutste en prachtig sprekende locals maken het tot de ideale plek voor de luie doch cultureel geïnspireerde student. Met name de Anglofiel in training zal in dit Noord-Engelse juweel prima aan zijn of haar trekken komen.

Natuurlijk, de pracht en praal des hoofstads werkt als een magneet: uiteindelijk komen de meeste mensen wel - in ieder geval tijdelijk - terecht in de Londense smeltkroes. Om het echte Britannia te ontdekken, is het echter cruciaal om het Britse buiten de grenzen van de metropool te bezoeken. Het noorden is al een goudmijn aan rauwe, bijna onaangetaste Engelsheid, maar het noordwesten, met zijn ruwe industriële steden en wel na net zulke woeste natuur, is me toch echt het paradijs des engelsheid. En daar mag je dan een jaar lang de literatuur en geschiedenis bestuderen die dit land geschapen heeft.

Welnu, het jaar in kwestie vloog voorbij. En het volgende. Daar zat ik echter weer, met twee van de drie lieve vrienden met wie ik een uiterst schattig Manchesters huisje deelde, en we bleken in een opvallend identiek schuitje te zitten. Alledrie hadden we ons laatste studiejaar enigszins onbezonnen doorlopen, om vervolgens op de bank van het ouderlijk huis te belanden, terwijl de economische en financiële wereld om ons heen instortte. Allen zochten we uiteindelijk ons heil weg van de pittoreske historie van welvarend industrieel Engeland in de negentiende eeuw, in dat enge, verre Londen. Gedrieën hadden we liever een baan gehad op een iets hoger niveau, maar ook waren we alledrie maar al te blij dat we in de Engelse hoofdstad reeds weten te overleven door ons eigen kunnen.

Vanzelfsprekend wordt Manchester en de Noord-Engelse levensstijl flink gemist. Lag het aan mij, of werden mijn klinkers die avond net weer ietsje noordelijker dan ik op het moment gewend ben? Je kunt de pseudo-Brit uit het noorden halen, maar het noorden uit de pseudo-Brit? In ieder geval was het ophalen van herinneringen meer dan welkom: de wereldstad vervreemdt soms, maar wat valt er te klagen als het verleden je af toe gewoon gezellig even gezelschap komt houden?

woensdag 13 januari 2010

Woord en beeld

Oppervlakkig als ik ben, zijn er een aantal zaken die mij in het Verenigd Koninkrijk verankerd houdt. Ik doel niet op een unieke levensstijl, noch op de Britse medemens die mij met zijn gevoel voor humor en elegante praatjes op de been houdt. Nee, ik heb het enkel over de media-gerelateerde extraatjes die de engelsmannen en -vrouwen in dit land genieten. Goed, uitzendinggemist is een uniek medium op zich, maar de Britten, die maar al te goed weten hoe goed ze zijn in toneel, comedy en televisie maken, zijn slim genoeg om BBC iPlayer en 4OD enkel toegankelijk te maken voor wie zich op de Britse eilanden bevindt. Natuurlijk, als TV-kijkende inwoner van dit land betaal ik netjes mijn aandeel van de Licence fee, de belasting die de British Broadcasting Centre als instituut op de been houdt, en ik kan dan ook legitiem ultiem genieten van het privilege van het mogen bekijken en beluisteren van de beste TV en radio die Britannia te bieden heeft.

Het meest unieke onderdeel van mijn week te Engeland is echter mijn meest hartelijke weekendse pleziertje: de zaterdagse Guardian. In Nederland is deze editie zwart/wit, twee keer zo dun en drie keer zo duur. Op de Britse eilanden betaal ik er echter maar al te graag wekelijks £1,90 voor, zeker aangezien ik de rest van de week ruim gebruik maak van het feit dat de krant gratis online wordt aangeboden. Er gaat geen weekeinde voorbij of ik schaf hem aan: de dikke editie van mijn favoriete krant, vol columns, recensies en uiterst interessante ideeën hoe ik mijn weekend het beste kan besteden.

Het leukste aan deze zaterdagse traditie is de persoonlijke wijze waarop iedereen die het zich kan veroorloven rustig de tijd te nemen er een eigen ritueel van maakt. Voor mij is dit het volgende: allereerst artikel van favoriete (televisie)columnist Charlie Brooker in de Guardian Guide, het hoofdpaginanieuws binnen- en buitenland en Simon Hoggarts politieke sketch, Family's geweldige column over kinderen (na traditionele strijd van huisgenoot en ik om Family-gedeelte), het Magazine met Tim Dowling's geweldige column en heerlijke lichte artikelen, recepten en verhalen. Daarna is er nog sport met Dara O'Brien's column (voorheen Russel Brand - nog ietsje leuker, vooral als gedesillusioneerde West Ham-fan) en Work met de beste vacatures en tips voor jonge werkzoekenden. Als ik het nog kan opbrengen is er Review, met de beste literaire recensies en interviews, en Money, met de beste tips om door de recessie heen te komen. Soms doe ik wel een heel weekend over deze extensieve routine. De Guide, met de beste TV-, comedy- en theaterrecensies eindigt overigens te allen tijden traditioneel op de WC. De indrukwekkende stapel die op dit moment op mijn Tootingse toilet verzameld is, is het papieren bewijs van het enthousiasme en succes van zeven maanden Londen.

Soms is het lastig om mijn verstand niet te verliezen bij al deze culturele lekkernijen. Het betreft echter een unieke wijze van het absorberen van de samenleving waar de vreemdeling of indringer zich in bevindt. Voor de pure democratische experience zou ik eigenlijk ook mijn best moeten doen om de massaal verkochte tabloids in mij op te nemen. De Angofiel zou toch eigenlijk geen grenzen moeten stellen om de liefde voor het Britse vaderland proper en ongecompliceerd te houden. Natuurlijk tracht ik ook de elementen van de samenleving in mij op te nemen die iets minder in mijn straatje liggen. Toch heb ook ik in het weekend even vrij, en kan ik even schaamteloos genieten van het beste dat welvarend links Engeland te bieden heeft. Maar daarna dan nog wel snel even soaps kijken op iPlayer. For good measure.

zondag 10 januari 2010

Thing

Zojuist de laatste pagina's van Paulien Cornelisse's Taal is zeg maar echt mijn ding verslonden, een rariteitenkabinet aan heerlijke column over hoe Nederlanders op het moment met hun taaltje omspringen. Welnu, dit bracht mij aan het denken, want hoewel ik mij afgestudeerd kenner van de Engelse taal mag noemen, blijf ook ik me maar verbazen over de grote hoeveelheid vreemde taalconglomeraties die de Engelsman acceptabel acht. Misschien moet ik ook maar eens een verzameling aan gaan leggen, en vanaf heden wat alerter zijn op de logica die achter de woorden van de Britse medemens schuil gaan. Toch weet ik ook nu al een paar favorieten te noemen:

- How are you? / You alright? / How's things?
Vaak uitgesproken als 'Houwjoe', 'Housethings', 'Jerait', 'Jereet', 'Jeriet' (hangt af van dialect Engelsman/vrouw in kwestie) of gouwe ouwe 'How are you doing, old chap'. LET OP: Geen van deze bastaardvormen van deze vraag naar het welzijn van de luisteraar heeft ook daadwerkelijk tot doel dat deze luisteraar ook daadwerkelijk antwoord geeft op deze vraag. Niet zoals in Nederland, waar elk antwoord behalve 'Goed' onacceptabel wordt geacht, maar daadwerkelijk geen antwoord. Behalve dan You alright terug, waar je vanzelfsprekend geen antwoord op kunt verwachten. Geef je wel antwoord, dan kijkt de Engelsman danig ongemakkelijk. Na drie jaar in dit landje nog steeds moeilijk aan te wennen.

- Might/maybe/I thought we would/perhaps/could possibly/may potentially/we had probably better.. Ik denk zowaar dat ik nooit meer binnen de Nederlandse samenleving zou kunnen functioneren. Ik kreeg laatst een vrij directe e-mail van een Nederlandse vriendin, die mij, ondanks de onschuldige mededeling die het bericht betrof, nog uren trillend op de bank deed zitten. Een Engelsman spreekt je erop aan dat je het misschien verkeerd zou kunnen hebben, waar de Nederlander ronduit zegt dat je fout zit en nog een idioot bent ook. Een Engelsman zegt 'I was thinking we might want to take it easy for a bit, maybe' en een Hollanders deelt je simpelweg mee dat het 'uit' is. Een maatschappelijk kussentje dat me wel bevalt, maar waar je ook voor uit dient te kijken. Een drieste boodschap, hoewel goed verstopt, blijft immers onveranderd.

- To go for a drink. Is er in dit land nooit eentje. Natuurlijk, het Hollandse 'even een lekker bakkie doen' mondt soms uit in een meervoud aan 'bakkies', en 'even een boterhammetje eten' blijft evenmin beperkt tot die ene snee met hagelslag. De Britse, alcoholische variant is echter een stuk lastiger te doorgronden. Alsof ze de mogelijkheid van een enkele versnapering open willen houden indien het gezelschap of de pub in kwestie te wensen overlaat. Meestal eindigt een dergelijk voorstel, indien geaccepteerd, echter in een jolige avond in de kroeg, wellicht voorzien van quiz, bordspel of politiek getinte discussie. Als werkende Engelsvrouw dien ik er daarom rekening mee te houden dat dergelijke voorstellen een ernstig effect zullen hebben op de gewenste nachtrust.

De voorbeelden blijven met groot gemak uit mijn brein tuimelen. En toch zijn de meeste mensen hier er volop van bewust hoe, wat en en waar hun taal ge- en misbruikt wordt. Het land van Shakespeare gaat er immers er prat up: taal is hun kracht, hun deeg, hun manier om de wereld te verwerken en onder woorden te brengen. Taalverarming is des duivels, maar wordt vaak geschoven op het oprukkende leger der Amerikaanse invloeden. Een vrije vertaling van het zojuist door mij verslonden werk zou dan ook zijn: Language is, you know, like, really, totally mental. Gekte als understatement van de eeuw. Niet gek, sprak de vertaler.

donderdag 7 januari 2010

Poster

Het moest vroeg of laat toch gebeuren. Maar op zo'n moment van absolute uitputting en fysieke wanhoop, dat had ik nooit gedacht. De staalblauwe ogen. Het hoge voorhoofd. De iets te gladde huid die verraadt waar de jongensachtige blosjes zijn weggefotoshopt.

"We can't go on like this.

I'll cut the deficit, not the NHS

YEAR FOR CHANGE"

Daar sta je dan, al crosswalkend, te zweten in de plaatselijke sportschool. Met mijn belofte van zelfkastijding in het achterhoofd, probeer ik de magische tien minuten op het fitnessapparaat te volbrengen, en besluit ik de poster-belofte maar eens nader te analyseren.

Het Ding is voor mij en mijn medezweters op de eerste verdieping van de sportschool te Balham precies op ooghoogte aangebracht. Hierdoor kijkt het enorme gezicht van leider der conservatieven David Cameron, dat veruit het grootste gedeelte van het gigantische aanplakbiljet in beslag neemt, recht de kwetsbaarheid van de hijgende en wanhopige stemmer binnen.

I will cut the deficit; de belofte is persoonlijk. In zijn uppie gaat deze man het tekort in de schatkist oplossen, en dan wel zonder in de nationale gezondheidszorg te snijden. Ik kijk om me heen: waar de gym des avonds overstroomd wordt door sportieve, strakke types, wordt de halflege zaal deze middag enkel bewoond door schuchtere en onzekere Engelsen, die beweging toch voornamelijk zien als een necessary evil, een manier om naast het plezieren van hun geliefde toch ook maar gezond en uit de klauwen van de gevreesde NHS te blijven. Is Camerons boodschap dan ook juist voor hen bedoeld?

'Een jaar voor verandering', op een achtergrond even wit als de sneeuw die op de daken van de nabijgelegen auto's ligt. De Tories zijn er klaar voor. Hoewel Labour dankzij het meest ondemocratische element van de Britse democratie zelf mag bepalen wanneer de verkiezingen uit te schrijven, blijft de gewenste stijging van de politieke barometer alsmaar uit. Geen wonder dat de sociaal-democratische partij onrustig blijft. De eerste week van 2010 nog maar, en de Labourpartij heeft haar eerste coupepoging al achter de rug. Hoewel dit streven naar de 'ontzeteling' van premier Brown als partijleider door zijn medekamerleden al snel sneuvelde, en uren later door hemzelf reeds af werd gedaan als "een storm in een theekopje", lijken de komende maanden voorspelbaarder dan ooit. In juni moeten de verkiezingen echt hebben plaatsgevonden, en dus zal Labour nu echt zijn best moeten gaan doen om zich wat fortuinlijker aan de kiezer te presenteren. Wachten tot de conservatieven al hun geld hebben uitgegeven aan bonte posters lijkt me een beetje opzichtig.

Tien minuten, stukje taart. Kan ik David Cameron toch een beetje dankbaar zijn.

woensdag 6 januari 2010

Blank canvas

Na drie maanden kerstgeweld en een dikke week zwaar zondigen tijdens de feestdagen is het ook voor de Londenaar tijd voor zelfreflectie. Het tweede decennium van de 21ste eeuw staat warempel voor de deur, en na een dik jaar kommer en crisis wil ook de Britse hoofdstedeling de frisse moed bewaren voor het nieuwe jaar.

Hoe toepasselijk dat juist deze week de stad ingesneeuwd raakt. In heel Zuid-Engeland geldt vandaag een negatief reisadvies, scholen zijn dicht en de meeste mensen blijven knusjes binnen. Er blijven vandaag kennelijk zoveel werkenden thuis dat The Guardian zich genoodzaakt zag om met een handige daytime television gids voor groentjes te komen: de hardwerkende volwassene heeft immers geen idee wat voor troep er tussen negen en vijf zoal op de buis verschijnt.

Zou de Londenaar het sneeuwtijdperk echter niet beter besteden aan een lekker potje nadenken over wat het nieuwe jaar zoal gaat brengen? Wereldbeker voetbal, verkiezingen, een nieuwe Doctor Who? Of, iets minder zeker: lagere werkeloosheid, een sterkere economie en een Lagerhuis dat zich volledig van de bonnetjesaffaire heeft schoongewassen?

We stonden er, 31 december, een paar minuten voor middennacht, blik strak gericht op de London Eye, waar weldra de fameuze jaarlijkse vuurwerkshow los zou barsten. Met veel aplomb werden de laatste seconden van 2009 op een naburig kantoorgebouw geprojecteerd. 2010 barstte los met daverend enthousiasme en positieve gedachtespinsels. Helaas. Bij de terugtocht richting Trafalgar Square bleek een aantal Londenaars het maagdelijke nieuwe jaar geen enkele kans te willen bieden. Al wurmend langs dit kleine doch indrukwekkende opstootje, trachtte ik positief te blijven.

En zie hier, witter dan wit. Met een daadwerkelijke clean slate zou een wereldstad in zelfreflectie zelfs toch een hoop goeds voor het nieuwe jaar moeten kunnen verrichten? En anders is er altijd nog Deal Or No Deal.